Meindert Fennema – Ik ken Stephan Sanders veel beter dan hij mij

20-05-2015 09:01

De recensie van mijn boek GOED FOUT in de Volkskrant van vrijdag 16 mei begint als volgt: “Dit is geen recensie, maar een persoonlijke beschouwing. Een beschouwing over een boek, van politicoloog Meindert Fennema. Ik ken de auteur, zij het heel oppervlakkig. Veel van de mensen die figureren in zijn memoires ken ik ook. De gepaste afstand die je bij een recensie mag verwachten, is mij niet gegeven. Dat zit zo. Heel kort, in 1979, schuurde het levensverhaal van Fennema langs het mijne. Hij was op dat moment wetenschappelijk medewerker politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, ik begon daar net als student. Behoorlijk bleu – althans, politiek gesproken. Dat instituut maakte destijds waarschijnlijk deel uit van het meest ‘linkse’ segment van de Nederlandse universitaire wereld. Trotskisten. ‘Horizontale’ en ‘verticale’ communisten.”

Dan volgt toch een recensie – waarin hij schrijft dat in het boek te weinig ‘pijn’ zichtbaar wordt, te weinig introspectie – die alsvolgt eindigt:

 

“De memoires van Fennema zijn buitengewoon amusant en zeer leesbaar, maar voor de korte episode die ik uit eigen ervaring kan controleren, geldt het woord van Fennema zelf: ‘De kracht van het communisme ligt voor een deel natuurlijk in de georganiseerde amnesie.”

 

Ik ken Stephan Sanders veel beter dan hij mij

Stephan werd eind jaren tachtig, samen met zijn boezemvriend Anil Ramdas, redacteur van De Groene Amsterdammer. Zij waren daar samen verantwoordelijk voor de tweewekelijkse essay-bijlage, ‘die tot doel had een voor Nederland nieuwe vorm van essayistiek te ontwikkelen, waarin de persoonlijke, de journalistieke en de wetenschappelijke observatie met elkaar werden verbonden’.

Weer scheerde het levensverhaal van Stephan Sanders langs het mijne, maar nu waren de rollen omgedraaid. Ik was medewerker van De Groene en schreef zo nu en dan een essay dat ik aan de heren Ramdas en Sanders ter beoordeling moest voorleggen. Meestal ging dat goed en werd mijn essay geplaatst. Eén keer ging dat mis.

Twee minderheidsgroepen voor de prijs van één

Dat zat zo. Ramdas en Sanders waren de goeroes geworden van het ontwakend postmodernisme in Nederland. De halve Jamaicaan Sanders en de hele Hindoestaan Ramdas maakten zich meester van het nieuwe antiracisme discours dat cultuurrelativistische trekken had. Zij konden allebei prachtig schrijven en waren bovendien ‘van kleur’ zoals Philomena Essed het destijds formuleerde. Daarenboven was Sanders ook nog homo. Beter kon je het niet hebben in het begin van de jaren negentig: twee minderheidsgroepen voor de prijs van één. Het gekleurde duo trok volle zalen, had samen een televisieprogramma (Blauw licht) en kocht van hun verdiende geld mooie huizen. Sanders aan de Amstel, Ramdas aan de Vecht.

En net zoals door mij in het begin van de jaren zeventig elke Nederlandse intellectueel langs de meetlat van het wetenschappelijk socialisme werd gelegd, werden diezelfde intellectuelen twintig jaar later door Ramdas en Sanders langs de meetlat van het postmoderne anti-racisme gelegd.

Ramdas aanvallen werd niet gewaardeerd

Ik ontsprong de dans, niet omdat ik goed kon dansen zoals Sanders laat weten (waarvoor dank, hoewel ik vrees dat hij destijds mijn spastische bewegingen voor dansen hield) maar omdat ik samenwoonde met Troetje Loewenthal, een van de oprichtsters van de zwarte vrouwenbeweging. Daar waren de heren Ramdas en Sanders een beetje bang voor, want die minderheid konden ze zelf niet bieden.

Ik kon mij dus in de Groene wat meer veroorloven dan de meeste ‘witte mannen’. Maar één keer ging ik te ver. In een essay, De postmoderne onverschilligheid, viel ik Anil Ramdas aan. Dat had ik niet moeten doen. Mijn essay werd – zonder overleg – door de heren met de helft ingekort en de resterende ruimte op de pagina werd door Ramdas gebruikt om mij van onder uit de zak te geven: Ramdas beschuldigde mij van koloniaal paternalisme. Dat was indertijd wel het ergste wat je kon overkomen.

Fortuyn maakte korte metten met de twee

Afijn, in 2001 maakte Pim Fortuyn korte metten met de verhalen van Ramdas en Sanders en hun politiek correcte meelopers. Hun sterren verbleekten snel. Ramdas werd correspondent voor NRC Handelsblad in India. Teruggekeerd werd hij, in 2003, nog wel even directeur van de Balie maar hij verloor ook de strijd tegen Johnny Walker en moest aftreden. Met zijn laatste krachten schreef hij een schitterende autobiografische roman, Badal (2011). Toen maakte hij zich van kant, zoals een Hindoestaanse man betaamt.

Sanders overleefde zijn boezemvriend en schreef een mislukt boek over hun mislukte vriendschap, Iets meer dan een seizoen (2013). Zijn Vrij Nederland-collega Carel Peeters schreef over dat boek: “Door het accent op hun emotionele verhouding te leggen, wordt Ramdas te veel alleen een psychologisch probleem, en verdwijnt zijn intellectuele gehalte naar de achtergrond.”

In die val wilde ik niet trappen.