Barack Obama’s vader was een Luo uit Kenia. Zijn moeder, Ann Dunham, was een Amerikaanse uit Kansas. Zijn ouders scheidden in 1964 toen Obama twee jaar oud was. Zijn vader keerde terug naar Kenia. Obama heeft hem daarna nog maar één keer gezien. Na de scheiding hertrouwde zijn moeder met Lolo Soetoro, een Indonesische student die in Hawaï studeerde. In 1967 verhuisde het gezin naar Jakarta. Vier jaar later, Obama was toen tien, keerde hij terug naar Honolulu en ging wonen bij de ouders van zijn moeder. Vijftien jaar later werd Barack Obama opbouwwerker in een sloppenwijk van Chicago. Daar legde hij de basis voor zijn latere politieke carrière.
“Hij groeide op in Brabant, bij zijn grootouders. Zijn moeder woonde even verderop, zijn Marokkaanse vader kent hij niet.” Zo staat het in de inleiding op het interview met Jesse Klaver in de Volkskrant van 16 mei. Toen hij 18 was wilde hij per se de opleiding social work in Den Bosch doen ‘omdat maatschappelijk ondernemerschap in hun brochure stond’. Klaver heeft tot zijn 21e geen druppel alcohol gedronken. “Dat paste niet in de discipline die ik mezelf oplegde. Ik wilde scherp blijven. Ik ging bruut stappen, maar op Spa.” Dat interview had als kop: ‘Dat ik als bastaard werd gezien, heeft me een enorme drive gegeven.’
Zouden Ariejan Korteweg en Gijs Herderscheê die het interview afnamen zich bewust geweest zijn van de opmerkelijke parallellie tussen Barack Obama en Jesse Klaver? Een afwezige vader die ze hun kleur gaf. Een moeder, die na een mislukte multiculturele romance besluit voor zichzelf te gaan zorgen en die, om dat te doen, de opvoeding van haar zoon aan haar ouders overlaat?
Gekleurde jongens die door omstandigheden opgroeien in een volledig witte omgeving; die zich dat van kindsbeen af bewust zijn, maar die niet in de greep raken van de machteloze woede die systematische vormen van discriminatie vaak bij de slachtoffers implanteren. Daarom wordt Jesse ook niet boos op Jan Roos als deze twittert:
SAY IT ONCE, SAY IT LOUD: I’M FUCKING WHITE AND I’M PROUD.
— Jan Roos (@LavieJanRoos) May 26, 2015
In antwoord op de vraag of hij ooit iets van discriminatie gemerkt heeft zegt Klaver: “Heel beperkt, soms werd ik in winkels in de gaten gehouden. (…) In jongens die datzelfde meemaken vanwege hun uiterlijk, kan ik me gemakkelijk inleven.”
Een keurige neger, een nette Marokkaan. Iemand die zich het lot van African Americans of Marokkaanse Nederlanders aantrekt omdat hij dicht bij hen staat zonder een van hen te zijn en met wie, om dezelfde reden, ook blanke Amerikanen en Nederlanders zich kunnen identificeren. Een jongen bovendien die in uiterlijk en identiteit sterk lijkt op de derde generatie allochtonen die niet ‘wit’ geworden zijn maar wel vaak ouders hebben van verschillende etnische afkomst.
Bij Jesse Klaver zijn dat er drie: Brabants, Indisch en Marokkaans. Volgens het CBS een allochtoon, maar een aan wie je dat niet afziet. Een bastaard zonder rancune; jong, links en niet zuur. Het is de ideale schoonzoon van de hoger opgeleide linkse kiezer. Jesse Klaver is getrouwd door dezelfde pastoor die hem gedoopt had, de enige pastoor die hem als kind van een ongetrouwde moeder, had willen dopen. ‘Meer vanwege de man dan vanwege zijn kerk.’ Inderdaad, want hij was voorzitter van de CNV jongeren.
Klaver noemt het rendementsdenken ‘economisme’, een term die teruggrijpt op het marxisme uit de jaren zeventig, maar toen als scheldwoord werd gebruikt werd voor andere marxisten die in hun ‘kritische analyses’ te weinig oog hadden voor politieke en ideologische factoren. Klaver gebruikt de term nu voor beleidsmakers die alle maatschappelijk vraagstukken terug willen brengen tot een economische kosten-batenanalyse. ‘Niet bij brood alleen’ lijkt hij te roepen, maar hij concentreert zijn aanvallen op de bankiers en op de ongelijke inkomensverdeling in Nederland en in de wereld. “Laat die Quote-500 gasten gewoon eerlijk belasting betalen.”
Tegenover het oud links van de SP positioneert Klaver zich als nieuw links. Nieuw, maar wel links. Vóór Europa, maar tégen het vrijhandelsakkoord met de VS. Met dat laatste geeft hij aan zijn standpunten een vleugje anti-Amerikanisme, wat het bij oud links nog altijd goed doet.
Tegenover de frisse okselgeur van D66, van wel rijk maar niet rechts, is Jesse Klaver de Sjors van de Rebellenclub. De Snotneus van Fons de Poel, die Klaver zijn plaats wilde wijzen, maar over hem struikelde toen bleek dat hijzelf voor de banken werkte.
Chris Aalberts schreef op ThePostOnline: “GroenLinks leden massaal onder hypnose door holle frasen van Jesse Klaver.”
Uit de peilingen blijkt dat zij niet de enigen zijn. Onder Klaver gaat GroenLinks de verkiezingen in onder de slogan ‘Beter dan de SP, anders dan D66’. En daarmee wordt GroenLinks plotseling een belangrijke concurrent van de PvdA. Hans Wansink van de Volkskrant ziet hem al als leider van een gezamenlijke lijst GroenLinks-PvdA.
En Lodewijk Asscher dan? Wordt die de Hollandse Hillary Clinton?