Er zijn mensen die de EU een democratische bestuursvorm vinden. Vermoedelijk omdat er een orgaan is dat parlement heet. Als je een parlement hebt met gekozen volksvertegenwoordigers, dan ben je democratisch, blijkbaar. De Volkskammer in de DDR was ook door het volk gekozen, maar alleen diehards menen nog dat de DDR een(volks)democratie was. Dus het bestaan van het Europees Parlement zegt niet zoveel over het democratisch gehalte. Zou een zich zelf respecterend parlement, het hoogste orgaan in een bestuursvorm, accepteren dat het moet vergaderen op een plaats welke negentig procent van de bevolking niet wil?
Wat democratie is, kan je wel formeel benoemen, het bestaat echter uit een aantal onderdelen, die deels onweegbaar zijn. Respect voor de mening van de minderheid, dialoog met elkaar is een element. Dialoog is natuurlijk belangrijk, maar hoe moet dat als we elkaars taal niet voldoende beheersen? Dan valt al een vereist element voor democratische besluitvorming weg. Alleen daarom al kan de EU niet werkelijk democratisch zijn. En bedenk dat alleen beter opgeleiden meer dan één taal spreken, dus de dialoog is beperkt tot een select gezelschap, ver van de gewone man.
Ook het vermogen om eenmaal vastgestelde regels te veranderen is een vereiste voor democratie. Ziet iemand het haalbaar om de zomertijd weer af te schaffen? Dat is zo ingewikkeld, daar zakt bij het idee alleen al de moed je in de schoenen om eraan te beginnen. Krijg maar eens voldoende lidstaten zover om het in Brussel te agenderen. Door het onvermogen regels te veranderen, ontwikkelt de EU zich tot een verstarde organisatie, onmachtig om op nieuwe ontwikkelingen flexibel en toegerust in te spelen. Zie de Euro of de migratieproblematiek.
Ook controleerbare besluitvorming en verantwoording afleggen over genomen besluiten maken deel uit van de democratische bestuursvorm. Mensen die zichzelf fatsoenlijk vinden hanteren het begrip ‘good governance‘ een beetje een mode-begrip, maar net als zij vind ik dat de overheid verantwoord moet besturen en controleerbaar moet zijn. Mogen we dat dan ook verwachten van de EU?
Ja, natuurlijk. Maar levert de EU? Nee en de EU kan ook niet leveren want het is een hybride model. Aan de ene kant is er een zekere controle door het EP, maar aan de andere kant is er de besluitvorming door de regeringsleiders of de ministers. En daar zit een groot probleem. Want de besluitvorming van de ministers gebeurt in feite door diplomaten. En waar diplomaten in het spel zijn heerst schimmigheid. Diplomaten leven bij het idee dat je hoe dan ook voort moet met elkaar, ze gaan ruzie uit de weg.
Liever maken ze vage teksten om te verhullen dat ze er niet uit komen. Van vergaderingen worden geen verslagen gemaakt, alleen besluiten worden geformaliseerd. Multi-interpretabele besluiten vaak, om de kool en de geit te sparen en gezichtsverlies te voorkomen. Hoe die besluiten tot stand komen, wat voor koehandel er plaats vond of welke oneigenlijke belangen meespeelden, het blijft geheim.
Door dit element van semi-diplomatieke besluitvorming is de EU voor de meesten van ons zo ongrijpbaar. Wij zijn voor het bestuur gewend aan een belangenstrijd tussen politieke opvattingen en we verwachten dat de actoren duidelijk strijden voor hun opvattingen. Maar in het internationale spelen eerder landsbelangen die men verhult, politieke verschillen verdwijnen in het diplomatieke rookgordijn. We kunnen niet meer duiden, daar zit de pijn.
Wat er gebeurt met de naheffing is een treffend voorbeeld.
Er zijn regels (vage dus) om het bruto nationaal inkomen te berekenen. Sinds kort vallen daar ook onder de omzet in de criminaliteit. Op zich goed, want zo wordt de zwarte economie meegerekend. Zie Italië, waar de zwarte economie volgens sommigen vijfentwintig procent van het bni uitmaakt. De nationale bureaus voor statistiek moeten de berekeningen maken.
Maar Frankrijk bijvoorbeeld schijnt te weigeren de opbrengsten uit drugshandel of prostitutie mee te rekenen. Er moeten dus eenduidige regels bestaan die ook eenduidig door de CBS’en van de lidstaten wordt uitgevoerd. Het is duidelijk dat onwillige landen een grote speelruimte hebben, om te beginnen met de kwaliteit van hun CBS en het verzamelen van de cijfers. Het controleren of de lidstaten zich aan de regels houden is werk voor diplomaten, maar als de regels vaag zijn en diplomaten niet willen scherpslijpen, komt er van die controle dus niet veel terecht. Dit is waarom Dijsselbloem de briefwisseling met de Commissie wegert te openbaren.
Maar ja, als burger van Nederland, of de EU zo u wilt, wil je wel controle hebben op de rechtmatigheid van de rekeningen die je krijgt. En als je die niet kan controleren, schort het aan democratisch gehalte.
Wat de Tweede Kamer moet doen, is volstrekte duidelijkheid eisen en als die niet komt, niet akkoord gaan met de betaling. Of in dit geval, nu Dijsselbloem de kamer voor een fait accompli heeft gesteld, een motie van wantrouwen indienen, en aannemen.
Maar ja, dan krijg je de EU-zompigheid weer, we mogen geen ruzie maken. Dat is trouwens ook een verschil met echte democratie, op het scherp van de snede discussiëren, zakelijk en hard. Maar in de EU moeten we vriendjes blijven dus daar blijft alles verhullend. Er is sprake van geheime besluitvorming, totaal in strijd met democratische beginselen. Geen wonder dat er nu een burgercomité is om de democratie te herwinnen.
Mr. Willem Ruitenberg was tot zijn pensioen Nederlands contactpunt van het Europees Justitieel Netwerk voor burgerlijke en handelszaken.