13 april 2010. Vandaag is het exact een jaar geleden dat ik me aanmeldde bij de eetstoornissenkliniek. Na weken van eindeloos twijfelen en vechten, belde ik op een doordeweekse woensdagochtend om 9.00 ’s ochtends zenuwachtig naar het telefonisch spreekuur. Een vriendelijke meneer aan de andere kant van de lijn onderwierp me vervolgens een uur lang aan een kruisverhoor. Hoe zag mijn eetpatroon eruit? Wat waren mijn lengte, gewicht en bijbehorende BMI? Vond ik zelf dat ik een probleem had? En zo ja, wat verwachtte ik van hen bij het oplossen daarvan?
Inmiddels zijn we exact twaalf maanden verder. Heb ik een stuk of dertig individuele therapiesessies achter de rug, een cursus mindfullness en een twaalf weken durend groepsprogramma. Er is in die tijd een indrukwekkende hoeveelheid tranen vergoten, ik heb mijn tong kapot gepraat en vrijwel iedere – al dan niet schadelijke – gedachte die zich vormde in mijn hoofd eerlijk opgebiecht aan een steeds wisselend publiek van psychologen en mede-eetgestoorden. Het beschadigde meisje dat ik toen was, doodsbang voor alles en iedereen, bestaat niet meer. Maar beter ben ik ook niet. Nóg niet.
Hersenspinsels
Toch is dit een mooi moment om een tussentijdse balans op te maken. Helemaal omdat ik momenteel, in afwachting van een nieuw therapietraject, verstoken blijf van al te fanatiek gewroet in mijn diepste zielenroerselen. En terwijl ik nadenk, twijfel, overleg en wacht op reactie van de kliniek over de vervolgstappen, gaat het dagelijkse leven gewoon door. Nu ik het tijdelijk zonder weekdoelen, huiswerk en de weegschaal moet doen, is het opvallend rustig in mijn hoofd. Na een jaar lang eindeloos elk gevoel en iedere gedachte herkend, benoemd en besproken te hebben, is die stilte een verademing. Therapie legt al je zenuwen bloot. Lukte het me vroeger doorgaans prima om vervelende emoties en hersenspinsels te allen tijde op afstand te houden, tegenwoordig voel ik álles.
Groot gevaar van het momenteel versoepelde regime, is echter het risico dat alles wat ik in de afgelopen maanden heb geleerd direct weer uit het raam verdwijnt. Dat zou niet de eerste keer zijn natuurlijk. Toen ik halverwege 2009 wegens een vakantie een paar weken niet in de kliniek werd verwacht, greep ik die gelegenheid direct aan voor een vernieuwde hongerpoging. Tegen de tijd dat ik weer terugkeerde onder de vleugels van de psycholoog, was ik weer terug bij af. Weg waren de moeizaam gewonnen extra kilo’s, verdwenen was mijn motivatie, vertrokken was de acceptatie dat beter worden onvermijdelijk ook zou lijden tot een toename van mijn lichaamsgewicht.
Perpetuum mobile
Dat perpetuum mobile van continue zelfkwelling ben ik zo langzamerhand echter flink zat. Als er nu niks verandert, lukt het waarschijnlijk nooit. Dus in plaats van de boterham met pindakaas direct van mijn dieet te schrappen zodra de therapeut haar hielen heeft gelicht, blijf ik elke ochtend braaf ontbijten. En waar ik vroeger elke gelegenheid aangreep om het avondeten over te slaan dan wel te vervangen door iets volstrekt onbevredigends als een broodje ei, slaag ik er nu in bijna iedere avond te koken. Ik trek me niet meer terug in mijn eigen cocon, verstop me niet langer voor de waarheid, slaag er nog altijd in de weegschaal buiten de deur te houden en heb de idioot kleine spijkerbroek – vroeger mijn favoriete graatmeter om te bepalen of ik al weer in de buurt kwam van mijn streefgewicht – heb ik eindelijk weggegooid.
Eerlijk is eerlijk: dat zijn natuurlijk babystapjes. Maar ze zijn er wel. En door heel veel van die bescheiden stappen achter elkaar te zetten, ga ik uiteindelijk beter worden. Niet omdat anderen vinden dat het nodig is, niet omdat het moet, niet omdat er geen alternatieven zijn. Maar omdat ik dat wil.
Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.