Met update – ‘Schokkend’ en ‘onacceptabel’, zijn twee kwalificaties die Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher overheeft voor resultaten van een onderzoek tegen antisemitisme. Dat schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer, in reactie op een rapport over antisemitisme onder jongeren in Nederland. “Ik vind het onacceptabel dat – in de context van het conflict tussen Israël en de Palestijnse gebieden – bij sommige jongeren begrip is voor acties tegen Joodse mensen in Nederland, zoals bijvoorbeeld slaan en schoppen”, stelt de minister. Hij noemt de uitkomsten van het onderzoek ‘zeer ernstig’.
Vorige week berichtte de Telegraaf over de afronding van het onderzoek, dat desondanks door Asscher onder de pet werd gehouden. De minister schrijft aan de Kamer dat hij niet de indruk heeft willen wekken het onderzoek achter te hebben gehouden ‘vanwege de inhoud’. Daarom maakt hij het onderzoek nu alsnog openbaar, hoewel hij daarmee liever had gewacht tot na de zomer.
Wel schrijft hij wederom dat hij voor een volledige reactie ‘afronding van het nader onderzoek essentieel’ acht. Duidelijk is volgens Asscher echter wel al dat inzetten op de bestrijding van antisemitisme en discriminatie nog steeds noodzakelijk is.
Uit het rapport blijkt onder meer dat er enige mate van begrip leeft bij moslimjongeren jegens geweld tegen Joden: “Van alle islamitische jongeren die deelnamen aan het onderzoek, heeft 8 procent ‘enig’ en 4 procent ‘veel’ begrip voor het naroepen of uitschelden van Joden in Nederland. Slaan of schoppen van Joden in Nederland kan bij 4 procent van de islamitische jongeren in ons onderzoek op veel begrip rekenen, en bij 3 procent op enig begrip.” Verder zou 12 procent van de moslimjongeren in Nederland “niet zo positief” denken over Joden in Nederland, tegenover zo’n 3 procent van de rest van de jongeren.
Update 15.24 – In een reactie zegt Asscher dat wat hem betreft vooral aan zal komen op ouders en onderwijs om een gedragsverandering bij jongeren te bewerkstelligen. “De overheid kan het niet alleen.” Hij vindt het allereerst een taak van ouders om hun kinderen te leren “zelf te nadenken, je in een ander te verplaatsen in plaats van al te makkelijk mee te gaan in het negatief denken over een bepaalde groep”. Maar hij erkent dat soms de denkbeelden bij de ouders zelf vandaan komen. Dan is de school ‘cruciaal’. Daarbij wil hij ook leraren die het lastig vinden om antisemitisme ter sprake te brengen, ondersteunen.
Een beleidsreactie wil hij pas na de zomer geven, wanneer het vervolgonderzoek is afgerond. Dat vervolgonderzoek zal zich enerzijds richten op een verdieping van het huidige onderzoek. Als voorbeeld noemt Asscher de vragen naar zionisme: “Daarop geven jongeren een bepaald antwoord, maar weten zij wel wat zionisme inhoudt?” Anderzijds wil hij, met die verdieping in de hand, een aantal effectieve beleidsvoorstellen kunnen doen voor een ‘update van het hele beleid tegen antisemitisme’.