Essay

De kortzichtige knoeiboel van Eric Wiebes

22-06-2015 15:58

Een kabinet in geldnood maakt soms rare sprongen en het clubje waarvan staatssecretaris Wiebes deel uitmaakt, is geen uitzondering. Als je over belastinghervormingen hebt, denk je toch eerder aan nieuwe grondslagen en methoden om het nationale inkomen te af te romen en te herverdelen dan aan wat simpel gemorrel aan de kranen van bestaande belastingen. Het opruimen van dat fraude- en foutgevoelige, angstwekkend bureaucratische stelsel van toeslagen zou een echte hervorming zijn. Maar niet het domweg aandraaien van de btw-schroeven in ruil voor wat minder inkomstenbelasting – nog om verkeerde redenen ook. Toch is juist dat laatste vooralsnog het opvallendste onderdeel van de nu voorliggende belastingplannen.

Btw wordt vaak slecht begrepen

Alleen al bij het woord btw beginnen veel mensen spontaan te hyperventileren, maar dat is niet terecht. Met btw is op zichzelf niets mis, ze wordt alleen vaak slecht begrepen. Daardoor is de btw in Nederland nu bijna een halve eeuw geleden op een krakkemikkige manier ingevoerd en later voor van alles en nog wat misbruikt – zoals ook Wiebes nu weer doet. Denk maar even mee.

Behalve uit cadeautjes als olie en gas, haalt een staat zijn inkomsten uit de rijkdom die alle inwoners van een land tezamen met hun werk produceren. Eén manier om dat te doen is door direct het loon dat voor dat werk betaald wordt te belasten, dat heet inkomstenbelasting. Maar inkomstenbelasting maakt de lonen hoog, arbeiders duur en werkgevers kopschuw om mensen in dienst te nemen. Bovendien is het hondsmoeilijk om te bepalen wat je bij een bepaald inkomen redelijkerwijs aan belasting kunt vragen – er zijn nu eenmaal hopeloos veel omstandigheden die maken dat honderd euro voor de één iets heel anders betekent dan voor de ander.

‘Een huis is bijvoorbeeld veel meer dan een stapel bakstenen, cement, hout en glas’

Beter is het om niet het werk te belasten maar de concrete producten die dat werk oplevert. Iedereen betaalt dan feitelijk een vast percentage tol over de aankoopprijs van een product of dienst. Dat is een simpele en eerlijke ruil.

Die tol heet bij ons btw, belasting toegevoegde waarde, omdat een product dat je koopt altijd meer waard is dan de grondstoffen waaruit het is samengesteld. Een huis is bijvoorbeeld veel meer dan een stapel bakstenen, cement, hout en glas. Er is heel veel waarde aan toegevoegd in de vorm van kennis en arbeid van allerlei verschillende mensen en bedrijven die ieder voor een klein stukje van het product dat “huis” heet verantwoordelijk zijn.

De totstandkoming van een boterhammenzakje

Dat roept meteen de vraag op wat nu precies “het product” is en wie de gebruiker is die btw moet betalen. Zelfs een lullig boterhammenzakje is al het resultaat van een heleboel deelproducten en diensten. Shell pompte olie uit de grond, die door pijpen van een ander bedrijf naar een plasticfabriek gaan, die olie omzet in plastic vellen, die weer aan een zakjesfabrikant verkocht worden, die uit die vellen zakjes snijdt en plakt en bij weer een ander bedrijf kartonnen doosjes inkoopt waar hij elk vijftig zakjes instopt, waarna hij de volle doosjes verkoopt aan de supermarkt waar u ze in uw wagentje stopt waarna u de zakjes opgebruikt – en dan heb ik nog heel wat overgeslagen.

Maar daarmee is meteen duidelijk waar het antwoord ligt: aan het eind van het lied. Het product is datgene wat normaal niet wordt doorverkocht maar opgebruikt. Betalen moet de opgebruiker, de enige die geen waarde toevoegt, maar de waarde van producten omzet in persoonlijk genot. Dat zijn alle gewone mensen als u en ik, want na ons belandt het boterhamzakje in de vuilnisbak.

Nu kun je natuurlijk moeilijk aan de mensen vragen om precieze lijsten bij te houden van al hun aankopen en wekelijks bij het belastingkantoor langs te gaan om de btw daarover te betalen. Daarom verplicht de overheid alle bedrijven die spullen maken en verkopen om mee te helpen bij het innen van de btw.

De allesverslindende vlammen van ’s lands schatkist

Het systeem werkt min of meer als een ouderwetse blusketen. Dat was de manier waarop men vroeger, toen er nog geen brandspuiten waren, branden te lijf ging. Ging een huis in de hens, dan stelden de buurtbewoners zich gewapend met emmers op in een lange rij van de dichtstbijzijnde watergang of vijver naar de brand. De laatste man putte de ene emmer water na de andere, die dan van hand tot hand werden doorgegeven, tot de man die het dichtst bij het vuur stond wat er nog in de emmers zat op de verzengende vlammen wierp – onderweg was er natuurlijk wel wat over de rand geklotst.

‘Dat restant is water dat bij het doorgeven over de rand klotst’

Dat water is de btw die de consument betaalt over het eindproduct dat ie in een winkel aanschaft. De winkelier die die emmer met btw ontvangt, trekt daarvan eerst de btw af die hij zelf aan de fabrikant van zijn waren betaald heeft, en betaalt het restant aan de belastingdienst. Dat restant is water dat bij het doorgeven over de rand klotst. De fabrikant doet weer hetzelfde met de btw die hij van de winkelier heeft ontvangen en zelf aan de grondstoffenleverancier betaalde. Die laatste heeft zijn spullen zelf gedolven, en dus aan niemand btw betaald die hij kan aftrekken. Hij is de man bij het vuur, die alle btw die hij in rekening gebracht heeft op de allesverslindende vlammen van ’s lands schatkist stort.

De btw is op drie manieren een wonder van schoonheid en vernuft

Het eerste wonder is dat de overheid uiteindelijk altijd precies het bedrag ontvangt dat de consument, de eindverbruiker, over de prijs van het eindproduct betaald heeft – nooit meer, nooit minder, hoe ingewikkeld en wijdvertakt de productieketen ook is. Het tweede wonder is de eenvoud van het systeem: niemand hoeft precies te weten hoe een product tot stand komt en wie daar allemaal bij betrokken zijn. Iedere fabrikant, dienstverlener of handelaar trekt simpelweg wat hij zelf aan btw betaald heeft af van wat hij aan zijn klanten in rekening heeft gebracht, en betaalt het verschil aan de staat. Als dat verschilt negatief is, betaalt de staat het tekort aan hem, dat is logisch. Daardoor is het systeem waterdicht, het klopt echt altijd.

Maar de grootste schoonheid van de btw zit hem erin dat iedereen even zwaar wordt belast. Hoe meer je verbruikt en hoe duurder je aankopen, hoe meer belasting je betaalt. Rijk betaalt dus vanzelf meer dan arm, maar zonder alle geruzie en gedoe over schijventarieven en solidariteit die discussies over inkomstenbelasting altijd verzieken.

Oneigenlijke doeleinden

Er is helaas ook een keerzijde, en die is dat de btw in Nederland in de praktijk voor allerlei oneigenlijke doeleinden is misbruikt. Ten eerste voor het herverdelen van inkomens, door voor “eerste levensbehoeften” een apart, laag tarief in te stellen. Veel politici grepen die kans ook nog eens aan om voor hun eigen achterban allerlei rare uitzonderingen te creëren, zodat de logica en de eenvoud van de btw verstoord werd, en het draagvlak beschadigd. Later is dat lage tarief gebruikt om de consumptie van bepaalde artikelen en diensten aan te jagen, bijvoorbeeld bij kappers, schoenmakers en bouwkluswerk, die op zeker moment op grote schaal ten onder dreigden te gaan. Nu wordt geprobeerd om door dat laatste ongedaan te maken de belasting op arbeid te verlagen – alsof de problemen van kappers, schoenlappers en bouwvakkers zomaar zouden zijn verdampt.

‘Dat “vrijgesteld” betekent allerminst dat ze geen btw hoeven te betalen, dat moeten ze juist wel’

Nog funester zijn de gevolgen van een kapitale fout die destijds gemaakt is bij de invoering. Hele sectoren zijn toen zoals dat verwarrend genoeg heet “vrijgesteld” van btw, wat inhoudt dat ze als eindgebruikers beschouwd worden, als particulieren. Dat “vrijgesteld” betekent allerminst dat ze geen btw hoeven te betalen, dat moeten ze juist wel. Het betekent alleen maar dat ze niet deelnemen aan de blusketen. Ze mogen dus geen btw in rekening brengen aan hun afnemers, maar ook niet de btw verrekenen die ze zelf betaald hebben aan hun leveranciers.

Die “vrijstelling” geldt ten eerste voor de hele, immens grote wereld van de overheid zelf, en verder in grote lijnen voor zo’n beetje alles wat op subsidie draait. Dat is bijvoorbeeld het onderwijs, van kinderdagverblijf tot en universiteit, inclusief alle onderzoeksinstellingen die daar weer aan vast zitten. Maar ook de publieke omroep valt eronder, de sportwereld, bijna de hele gezondheidszorg en alles wat aan sociaal en maatschappelijk werk doet of hulp verleent, tot en met arbodiensten en schuldhulpverlening toe. En laten we ook de internaten, clubhuizen en bijna alles wat met ouderzorg te maken heeft niet vergeten, net zo min als de vele duizenden grote en kleine verenigingen en stichtingen zonder winstoogmerk.

Subsidie en bezuinigingen

Al die instanties hebben, juist omdat ze voor een flink deel op subsidie draaien, in de afgelopen jaren stevige bezuinigingen om hun oren gekregen. En zoals dat in Nederland gaat: alles is beter en gemakkelijker dan mensen ontslaan, dus zolang er nog een inkoopbudget was, werd daarin gesneden. Grote leveranciers aan grote, liefst megalomane projecten merkten daar weinig van. Voor Fyra’s, Noord-Zuidlijnen, grootschalige ict-drama’s en andere bodemloze putten wordt altijd wel weer geld vrijgemaakt. De klap werd daarom bijna volledig opgevangen door kleinere leveranciers en dienstverleners, die geruisloos geschrapt konden worden. Herinner u maar even hoe architectenbureaus een jaar of vijf geleden bij bosjes over de kop gingen.

‘Het mkb is goud waard, ddat moet je koesteren en warm houden’

Ook de voorgenomen verhoging van het lage btw-tarief komt als vanzelf goeddeels op het bord van het midden en kleinbedrijf terecht. Immers, die hele immense uitgeknepen vrijgestelde sector wordt ineens geconfronteerd met tot wel vijftien procentpunt hogere leverprijzen. Dat betekent dat heel wat opdrachten gaan vervallen, of dat de betrokken leveranciers of dienstverleners stilletjes gedwongen worden om hun tarieven fors te verlagen – wat er op neerkomt dat ze het btw-bedrag voor hun eigen rekening moeten nemen. Dat kunnen ze helemaal niet, hun markt is door al die bezuinigingen toch al danig gekrompen, terwijl hun lasten alleen maar gestegen zijn. Het gevolg is verlies van arbeidsplaatsen door leegloop en uiteindelijk faillissementen. Wie is daar nou mee geholpen?

Dat is des te erger omdat het midden- en kleinbedrijf is bij uitstek de sector die de extra werkgelegenheid moet leveren waar het allemaal om begonnen is. En vergeet ook niet dat het midden- en kleinbedrijf is niet alleen de enige echte banenmotor van het land is, maar ook de grootste bron van innovatie en economische groei. Zo’n sector is goud waard, die moet je koesteren en warm houden. Niet, zoals Wiebes nu met zijn kortzichtige handigheidje opnieuw probeert, in een onmogelijke hoek schoppen.

Schaf die hele btw-vrijstelling voor rechtspersonen af

Dat is ook helemaal nergens voor nodig, want er is een prima oplossing: schaf voordat je aan de btw-tarieven gaat morrelen eindelijk die hele btw-vrijstelling voor rechtspersonen af. Dat levert uiteraard een hoop gemor, gerommel en gedoe op, maar echt ingewikkeld is het niet. Elke administrateur weet hoe de btw werkt, er hoeft bij de meeste instellingen niet eens een extra pakketje software te worden aangeschaft. Het directe gevolg is natuurlijk dat al die vrijgestelde instellingen de btw die zij voortaan moeten afdragen, doorberekenen aan hun afnemers, de consument. We gaan dus met ons allen meer betalen voor het werk van de gemeente, de dokter, de leraar en de carnavalsvereniging, maar dat is heel gemakkelijk en ook nog rechtvaardig te compenseren door verlaging van de inkomstenbelasting.

Pas als dat gebeurd is, kun je voorzichtig wat aan dat lage btw-tarief gaan doen zonder dat de kip met de gouden eieren, het midden- en kleinbedrijf, er ziek van wordt. Zonder dat de werkgelegenheid en de basis onder onze economie in plaats van versterkt juist verzwakt worden.