Woensdag wordt het Nederlands Elftal voor het eerst sinds 1980 uitgeschakeld in de eerste ronde van een groot internationaal toernooi. Toegegeven, we deden sindsdien óók wel eens niet mee (1982, 1984, 1986, 2002), maar als we er dan toch waren, bleven we vaak wat langer dan die eerste drie suffe potjes ballen. Dat is een opvallende statistiek, want geen enkel Europees topland heeft zo’n staat van dienst – ze vlogen er allemaal de laatste vijftien jaar wel eens bij de eerste schifting uit. Duitsland (2000 en 2004). Spanje (wanneer eigenlijk niet?). Italië (1996, 2004, 2010). Frankrijk (2002, 2008, 2010), niet te vergeten.
Alle landen die de afgelopen decennia titels wonnen, gingen dus daarnaast ook vaker en harder op de snufferd dan het Nederlands elftal. Soms een 3, soms een 10: om te kunnen winnen moet je blijkbaar soms knalhard verliezen. ‘Knalhard verliezen’ is overigens niet elke keer een zeventje halen, en soms een achteneenhalf, lieve vrinden in Zeist.
Vernedering zaait titels
En nu is dus eindelijk Nederland ook eens aan de beurt. Met het oog op de toekomst is dat een uitermate goede zaak: de enige keer dat we ooit wat wonnen waren we acht jaar lang de schlemiel van Europa geweest: één keer in de eerste ronde naar huis, drie keer net niet geplaatst.
De oudere generaties kunnen u vast nog van alles vertellen over die bizarre 12-1 omkoopzege van Spanje op Malta in de kwalificatie voor het EK van 1984, en dat belachelijk late tegendoelpunt van Georges Grün, waardoor de vermaledijde Belgen in 1986 naar Mexico mochten (om daar de halve finale te halen).
Vernedering zaait titels. Laat Nederland dus vooral met drie lullige en onterechte nederlagen naar huis gaan. Graag gelardeerd met arbitrale dwalingen en ongelukkig uitpakkende terugspeelballen. Spreken we elkaar in 2014 in Rio de Janeiro. Of in 2016, natuurlijk.
De vloek van de verliezende WK-finalist
Een vroege aftocht van Nederland is bovendien volledig volgens de verwachting. De écht verontrustende statistiek die niemand u vertelde toen u vorige week met gevaar voor eigen leven bezig was uw huis oranje te verven, is deze: verliezende WK-finalisten overleven op het eerstvolgende EK de groepsfase niet.
Sinds de invoering van de groepsfase op het EK van 1980 is er slechts één uitzondering op deze regel. Nederland was zelf in 1980 het eerste slachtoffer, na de WK-finale in 1978. In 1984 was West-Duitsland de sigaar, in 1996 Italië, in 2004 Duitsland, en in 2008 Frankrijk. In 1992 en 2000 kon de verliezend WK-finalist niet deelnemen (want niet Europees), dus de enige uitzondering op de regel tot nog toe is West-Duitsland in 1988, dat toen het EK organiseerde en dus thuisvoordeel had. U weet, neem ik aan, hoe dat verhaal toen afliep. Vette pech voor de Duitsers.
De voorspelbare afgang
Nederland is in 2012 dus slechts de volgende in een lange rij. Het is een voorspelbare afgang – doch geen schande. De trend is ook wel verklaarbaar, psychologisch. Het EK is toch een wat minder groot en aansprekend toernooi. Tweede worden op een WK is een prestatie die je op een EK feitelijk niet kan overtreffen – zelfs niet door het toernooi te winnen: dat is hoogstens even goed.
Er is bovendien geen adel die verplicht. Niet voor niets doen wereldkampioenen het vaak beter. Duitsland haalde in 1992 ‘gewoon’ de finale, en Frankrijk won het toernooi in 2000. Relatieve dissonant Italië werd in 2008 in de kwartfinale na strafschoppen uitgeschakeld – door Spanje. Denk daar nog maar eens over na, als je nog eens alleen op een keeper af loopt, Arjen Robben.