Godgeklaagd: lamentaties over onze ‘grote’ overheid. Liberalen, ondernemers en vooral ‘liberale ondernemers’ hebben er een handje van zich te weer te stellen tegen ‘de ambtenarij’ of ‘Den Haag’ die via fiscus hún geld komen afpakken om vervolgens lekker achterover te kunnen leunen in een of ander klankbordgroepje.
‘Hullie/zullie’-retoriek: lekker schieten op “een Interdepartementale Werkgroep van ambtenaren (…) die met een ‘visiedocument’ probeert te ‘borgen’ dat er ‘intercultureel draagvlak’ is voor een ‘pilot’ met één gouden berg,” om met een auteur op deze site te spreken. Veel. Te. Makkelijk. En erger nog: veel politici praten ze naar de mond.
Het terugdringen van de overheid is de gouden graal van liberaal Nederland, waarbij liefst geheel voorbij wordt gegaan aan cijfers of feiten. Veel makkelijker is immers lekker fact-free te loftuiten over bezuinigen op onnozele stuurgroepen. Bekt lekker, snapt iedereen, roert als het ware direct in de onderbuik van de belastingbetalende burger.
Doen alsof
Dit soort liberalen speelt een gevaarlijk spel. Een te sterke divisie tussen overheid en burger is namelijk slecht voor het land. Immers, waarom zouden we nog belasting betalen, als die alleen wordt gebruikt om rijke PvdA’ers uit het raam te laten staren? Dat uit dat geld zaken als zorg, onderwijs en infrastructuur worden gefinancierd, met afstand het leeuwendeel van de rijksbegroting, deert daarbij niet. Bovendien kan dat in de ogen van de liberaal prima zonder ambtenaren. Beetje privatiseren hier en daar, beetje marktwerking en hoppa: de staatsschuld verdwijnt als sneeuw voor de zon. Of zo.
De Feiten
Even wat feiten: de Nederlandse overheid is klein. Met 5,76 procent overheidspersoneel op de bevolking (inclusief gezondheidszorg- en onderwijspersoneel) zitten we ruim onder de landen om ons heen. Zie ook hier (pdf), het gemiddelde van Groot Brittanië, Duitsland, Frankrijk, VS en Duitsland ligt op 7,23 procent. Alleen Duitsland doet het beter, maar als we zorg en onderwijs niet meetellen is Nederland absoluut koploper in een kleine overheid. 2,6 procent tegenover een gemiddelde in de voornoemde landen van 3,79 procent van de bevolking.
Efficiënt
Onze overheid is dus al klein en ze geeft bovendien weinig uit. De vraag rijst dan ook waarop de voorvechters van inkrimping precies willen bezuinigen. Want dat ons ambtenarenapparaat efficiënt werkt moge duidelijk zijn, Nederland loopt ondanks de kleine aantallen niet schurend vast (vraagt u maar eens een paspoort aan in Duitsland, dan snapt u wat hier wordt bedoeld). Toch denken veel Nederlanders dat ambtenaren luiaards zijn die maar een beetje uit het raam zitten staren.
De gemiddele politicus spreekt hen niet tegen. Integendeel, elk programma ronkt van de bezuinigingen ‘op de ambtenarij’. Dit gaat er allemaal volledig aan voorbij dat er een grenzen zijn aan wat dat beperkte apparaat vermag. Bezuinigen op (beleids)ambtenaren betekent bijvoorbeeld vaak dat kennis wordt weggesneden die later extern (meestal duurder) weer moet worden ingehuurd. Of een en ander leidt tot grove nalatigheid door onwetendheid bij de gemeente, waarop peperdure rechtzaken volgen.
Parlementair krimpen
Eenzelfde verhaal doet overigens de ronde over de inkrimping van het parlement. Kamerleden vertegenwoordigen de neus bijna 115 duizend mensen, met al hun sores en belangen. Dat kan natuurlijk niet en dus hebben partijen hun mannetje voor elk deelgebied, bijvoorbeeld economie of onderwijs. Betekent trouwens dat kleinere fracties veel harder moeten werken dan grote, want meer taken per persoon.
Inkrimpen van de Tweede Kamer is een mooi verhaal van onze volksvertegenwoordiging naar de kiezer toe. “Hand in eigen boezem, iedereen broekriem aan, ook het parlement,” waarmee voorstanders in de politiek gevoelens van sympathie willen oproepen. Zonder maar te noemen dat Nederland al een lachwekkend klein parlement heeft. Een veelvoorkomende vuistregel in de internationale politicologie is dat een parlement ongeveer de derde machtswortel van het inwonertal moet zijn, plus of min 10 procent. Kom je voor nederland op tussen de 230 en 280 zetels.
Slecht vertegenwoordigd
Een te klein parlement impliceert een onevenredig grote druk op de leden. Dat betekent dus dat u en ik slechter zullen worden vertegenwoordigd. De inhoud van het debat kan er immers alleen maar onder lijden als het voortaan wordt gevoerd door manusjus die ‘globaal’ wat meekletsen over onderwerpen waarvan ze maar half beseffen hoe de vork in de steel zit. Een soort buurtkroeg, dat is op hoofdlijnen lekker herkenbaar naar de burger toe.
Formuliertjes
Begrijpt u mij goed, ik ben niet van mening dat het allemaal rozegeur en maneschijn is bij de overheid, maar als voormalig werknemer van een internationale firma weet ik ook in grote organisaties in de private sector bureaucratisering toeslaat. Het zal er wel bij horen: als een organisatie te groot wordt, zijn er formuliertjes nodig om zaken van A tot Z te regelen. En stempels en managementlagen die ook hun duit in het zakje willen doen. Er is wat dat betreft geen verschil tussen overheid en marktsector. Dat los je niet op door eindeloos mensen eruit te mieteren. Want goede volksvertegenwoordigers, beleidsmakers, uitvoerenden: we hebben ze keihard nodig.
Noodzaak
Een land kan niet zonder capabele mensen die het rijksbeleid vertalen naar locale implementatie. Daar zijn beleidsmakers voor nodig, daar is voldoende uitvoerende capaciteit voor nodig. Als we willen dat Nederland ontaard in een vrijgevochten, belastingontduikend, wildbouwend zooitje ongestructureerde formulierenbergen, moeten we vooral de overheid nog een flink stuk kleiner maken en vooral blijven roepen dat we te veel ambtenaren hebben.
Het zou goed zijn als ook de liberalen beseften dat ambtenaren net zo goed ‘wij’ zijn als zijzelf. Eens van de daken schreeuwden dat onze ambtenaren het in internationaal perspectief allemaal rete-efficiënt en goedkoop doen. Dat ons land prachtig functioneert en dat we dat nu eens niet naar de tyfus moeten bezuinigen. In plaats van te zwetsen over klankbordgroepjes en hoofddoekvouwen. Slappe hapretoriek.
CC-foto: -JvL-