Mijn collega’s Lars Duursma en Victor Vlam waren laatst blij: hun analyse van de debatkwaliteiten van Alexander Pechtold in nrc.next werd opgepikt door Pauw & Witteman en Pechtold kreeg van Jeroen Pauw dan ook de vraag voorgelegd: ‘Waarom weet niemand wat D66 nu eigenlijk wil?’
De trots en blijdschap zijn begrijpelijk. Ieder mens is gevoelig voor aandacht en erkenning. Het is strelend om te merken dat jouw analyses ertoe doen. Wat dat betreft staat ons nog heel wat te wachten de komende tijd, want bij Debatrix is men voornemens om de analyses van verkiezingsdebatten naar een hoger (lees: Amerikaans) plan te tillen. Een tipje van de sluier: er gaan geavanceerde statistische analyses worden toegepast hoe vaak verschillende lijsttrekkers bepaalde woorden gebruiken (bijvoorbeeld: welke lijsttrekker zegt het vaak ‘belastingverlaging’), debatten worden integraal verwerkt tot transcripten, er gaan real life twitter-analyses gegeven worden zodat mensen met een schuin oog naar de tv en een schuin oog naar het computerscherm kunnen kijken hoe experts de laatste glimlach van Job Cohen op authenticiteit beoordelen. Dit worden duidelijk next level shit analyses, zoveel mag duidelijk zijn. Het verleidde me vier jaar geleden al tot de uitspraak dat voetbal en verkiezingsdebatten één ding gemeen hebben: de voor- en nabeschouwingen zijn vaak leuker dan de wedstrijd zelf. Toen kon ik nog niet vermoeden dat er vier jaar later ook tussenbeschouwingen zouden zijn. Ik heb niet zo’n vooruitziende blik.
Oog voor strategie
Journalisten vinden dit leuk dus pikken ze dergelijke analyses op. Dat doen ze waarschijnlijk in de veronderstelling dat deze analyses door hun publiek ook leuk worden gevonden. Waarschijnlijk is dat ook zo. Niemand twijfelt tegenwoordig aan het enorme belang van superieure communicatie- en debatvaardigheden in eigenlijk alle facetten van ons sociale leven. Niet alleen is er voor de gewone sterveling nog een wereld te winnen als het gaat om zijn/haar eigen vaardigheden, maar kijkend naar de verkiezingsdebatten gevoerd door de boven-ons-gestelden is het ook duidelijk welke enorme belangen er op het spel staan. Het verschil tussen Jan Marijnissen en Agnes Kant was 14 (!) zetels in de peilingen, en volgens collega-expert Victor Vlam is dat verschil alleen uit te leggen door het verschil in presentatie van beiden. (Voor het gemak zal ik dit niet in twijfel trekken, zelfs niet licht nuanceren.)
Tegenwoordig is het aandeel van mensen die zich beroepshalve op de een of andere manier bezighoudt met overtuigen (politici, journalisten, marketeers, communicatiemedewerkers, debattrainers enzovoort) groter dan op enig ander moment in de geschiedenis. Beroepshalve hebben zij het vermogen ontwikkeld om overtuigingsprocessen gade te slaan met – wat dan zo mooi heet – een mate van objectiviteit die in historisch opzicht ook ongekend is. Ze bezitten over het vermogen om het effect dat overtuigingspogingen hebben op hen als persoon te scheiden van het effect dat die pogingen hebben op een publiek. Dat betekent uiteraard dat mensen actief in dergelijke beroepen (theoretische) perspectieven moeten ontwikkelen over wat dat publiek dan precies overtuigend vindt, en wat niet. Ook moeten ze ingenieuze indicatoren en onderzoeksmethoden ontwikkelen om hun analyses uit te kunnen voeren.
Het moet mensen actief binnen dergelijke beroepen ook herkenbaar in de oren klinken dat dit tot ernstige vormen van beroepsdeformatie kan leiden. De overtuigendheid van een boodschap hangt in de ogen van overtuigingsexperts zelden af van de intrinsieke inhoud maar van de vraag hoe duidelijk het frame was, hoe gemakkelijk de ‘kernboodschap’ eruit gevist kon worden, hoe groot het ‘bereik’ was en – onvermijdelijk – worden er eindeloze beschouwingen gewijd aan hoe ‘authentiek’ toegepaste ‘technieken’ zijn.
Ontzettend ‘intrusive’
Wat mij als socioloog interesseert, is hoe hier sprake is van een zekere collectieve verschuiving van onze interesses van ‘inhoud’ naar ‘vorm’. Natuurlijk zijn dergelijke analyses verre van nieuw (en sommigen zullen moraliserend vinden) maar voor mezelf levert het inmiddels een serieus dilemma op. Moet ik meedoen met het produceren van dit soort analyses?
De paradox is namelijk dat de vervreemding ten aanzien van de politiek in een land als Amerika groter is dan hier. Dat is toch vreemd voor een land die op het gebied van politiek campagnevoeren voorloopt op Nederland. Een mogelijke verklaring is dat het aandeel van strategische in plaats van inhoudelijke beschouwingen in de media bijdragen aan de vervreemding van mensen thuis. Dat is alleen al zo omdat strategische beschouwingen altijd een vorm van dubbel-denk behelst: om dergelijke beschouwingen te appreciëren moet men altijd een beroep doen op een meer ‘wetenschappelijke’ denkwijze – klinisch, afstandelijk, objectief – in plaats van daadwerkelijk te kunnen focussen op persoonlijk oordeel over de ideeën, de argumenten van verschillende lijsttrekkers. Ook stel ik me weleens de vraag hoeveel lol ik er anno 2010 in zou hebben om politicus te zijn. Vaak hebben ze het te doen met gortdroge formats waarin het voor politici alleen nog maar lonend is om uitglijders te voorkomen. En ik stel mezelf de vraag of ik eigenlijk zin in heb om ernaar te kijken, of dat ik een goed boek moet gaan lezen.
Eric Stam is debattrainer en blogt op www.debatblog.nl en www.ericstam.nl.