VVD, PVV, CDA. VVD, PvdA, CDA. SP, PvdA, GrL, D66. VVD, PvdA, D66, GrL. VVD, CDA, D66, GrL, CU. De vijf meest waarschijnlijke coalities volgens Maurice de Hond passen net op één regel op een A4’tje. Maar dat komt enkel doordat een zesde coalitie wordt vergeten: SP, PvdA, D66 en VVD. Wie geloofde er voor Paars in een regering waarin het CDA níet, en de PvdA en VVD wél zouden plaatsnemen? Uniek. Historisch. Het werd praktisch onmogelijk geacht. Maar niks bleek minder waar. Dat kan nu weer gebeuren, alleen dan met de –onwaarschijnlijk lijkende- coalitie SP, PvdA, D66 en VVD.
Lessons learned
De politieke partijen hebben de afgelopen regeerperiode twee lessen geleerd: niet regeren met de PVV en niet regeren met slechts een of twee zetels meerderheid. De PVV is kortweg uitgeschakeld. SP, PvdA en D66 zullen er nooit mee willen regeren en daarmee is de toegang tot de macht voor hen afgesneden. Het CDA zal zich bovendien niet weer in een interne tweestrijd willen storten. Een coalitie met de PVV is daarom simpelweg ondenkbaar.
Hero Brinkman, Ad Koppejan of Kathleen Ferrier. Alledrie hadden ze meer macht dan een individueel Kamerlid toekomt omdat de meerderheid van de afgelopen coalitie afhing van een enkele stem. Dit leidde tot interne machtsstrubbelingen en externe schade voor partijen. Van de Hedwigepolder tot het immigratiebeleid of het Polenmeldpunt. Partijleiders krabben zich wel twee keer achter de oren voordat ze dezelfde fout weer zullen maken. Conclusie: er moet een coalitie komen steunend op een ruime meerderheid. In de peilingen doet momenteel geen van de voorbeeldcoalities dat. De door mij genoemde coalitie wel (met maar liefst 95 zetels). Dat hiervoor vier partijen nodig zijn is een vervelende bijkomstigheid, maar nog altijd beter dan een vijfpartijenconstructie, of een driepartijencoalitie met slechts een enkele zetel meer dan de benodigde 76 Kamerleden.
Waarom het niet of wel zou kunnen
Twee werkwoorden worden gebruikt om deze coalitie af te doen als onmogelijk: SP en VVD zouden te ver uit elkaar liggen om samen te willen regeren, en de partijen zouden te ver uit elkaar liggen om samen te kunnen regeren. Wat betreft het willen zijn er aanwijzingen genoeg dat er veel mogelijk is. De SP is al twee jaar bezig zich te presenteren als regeringswaardige partij. Van een slogan die van anti- naar pro- wordt omgevormd, tot het veelvuldig meebesturen in gemeenten en provincies. Opvallend: in de provincie Zuid-Holland en Noord-Brabant nemen op dit moment zowel de SP als de VVD zitting. Beide keren zijn de inhoudelijke winstpunten voor de SP minimaal, maar is het meebesturen op zich een deel van de winst voor de SP. In Noord-Brabant stond Hans Wiegel, toch niet de linker boordmotor van de VVD te noemen, aan de basis van de samenwerking.
Het kunnen lijkt nog het lastigste. Hoe is een socialistisch en liberaal geluid in een en hetzelfde kabinet terug te horen? Twee zaken zijn hiervoor nodig: het laten meeregeren van je directe politieke concurrent, zodat het geluid niet zo sterk hoeft te zijn zonder stemmen te verliezen, en een scherpe verdeling van onderwerpen. Als de PvdA met de SP meeregeert hoeft de SP niet bang te zijn voor overlopers na deelname in de coalitie ten tijde van forse bezuinigingen. Hetzelfde geldt voor de VVD in relatie tot overlopers van hen naar ‘de echte liberalen’ van D66.
Goede sier bij de eigen achterban
Een verdeling van onderwerpen lijkt bovendien op een bijna natuurlijk wijze mogelijk. Waar de VVD zich mag ontfermen over financiën, defensie en de veiligheidsportefeuille, daar zal D66 gaan voor onderwijs en economische zaken (incl. innovatie). De SP kan zich storten op volksgezondheid, op infrastructuur en milieu en misschien wel op binnenlandse zaken. De PvdA kan sociale zaken claimen en een ander internationaal beleid gaan vormgeven. Deze portefeuilleverdeling correspondeert met de belangrijkste partijthema’s, waardoor de partijen op de onderwerpen die voor hun achterban prioriteit hebben een eigen geluid kunnen laten horen. Wat te denken van een pakket met specialisten in loondienst, blijvende investeringen in asfalt, de begroting naar de 3 procentgrens, 0,7 procent ontwikkelingssamenwerking, een kleinere overheid, landelijke politie, een inkomensafhankelijke kinderbijslag en zorgpremie, beperkt ingrijpen in hypotheekrenteaftrek en huurmarkt, hervorming van de arbeidsmarkt, de AOW in stapjes verhogen, positief-kritisch richting Europa, welzijn van mens en dier boven landbouwbelangen en geen grote ingrepen in de sociale zekerheid behalve de lopende samenvoeging en decentralisatie: met geven en nemen kunnen de partijen ver komen.
Zonder het CDA, of een andere christelijke partij, zijn deze partijen bovendien in staat om andere en scherpere geluiden te laten horen op sociaal-ethische en sociaal-culturele thema’s (weigerambtenaren, homobeleid, emancipatie, abortus, euthanasie, drugsbeleid) en op de landbouwportefeuille. Iets waar alle vier de partijen bij de eigen achterban goede sier mee kunnen maken. De coalitievariant SP, PvdA, D66 en VVD, is er een om serieus rekening mee te houden. Deze voorbeeldcoalitie verdient het dan ook om naast de andere mogelijkheden genoemd te worden.