‘Dat mag niet,’ zei ik ferm. Ik leek me het type waarmee je niet spot. Maar het kind zag dat anders, en begon de eivormige cirkel op mijn tas in te kleuren. ‘Paard’, zei het toen. Rustig blijven, zei ik tegen mezelf. Mijn tas werd rozer en de mensen in de trein wisten het. ‘Je moet duidelijker zijn,’ seinde een grijze man door te fronsen. Een vrouw glimlachte me keihard uit. Maar de meesten deden alsof ze niets doorhadden. Ze waren blij dat ze mij niet waren.
‘Doe maar niet,’ zei ik streng. En ik trok het armpje met het roze stoepkrijt omhoog. Het kind keek me verbaasd aan. ‘Papa,’ zei het toen. Daar had ik niet van terug. Ik liet het armpje los en nam langzaam afstand. Rustig blijven, sprak ik mezelf toe. Dit was nog maar de tweede poging. En het kind huilt nog steeds niet. Als ik nog even nadacht zou de oplossing zich wel aandienen. Maar niet te lang, want als de moeder terugkwam, zou ze mijn tas zien en moest ik zeggen dat ik het niet erg vond. Ze zou het niet geloven. En alle mensen in de trein zouden het ook niet geloven. Ze zouden me minachtend aanstaren. Met het roze paard op mijn tas.
Paard
‘Paard?’, vroeg ik. ‘Paard’, zei het kind. ‘Mooi,’ zei ik. Wat ik niet meende. Het roze paard leek meer op een roze graspol. Het kind tekende in gedachten verzonken verder. ‘Paard?’ vroeg ik weer. ‘Paard,’ zei het kind. Dit schoot niet op. Hoe werd ik zelf vroeger gestopt tijdens dit soort situaties? Waarom stopte ik?
Toen kwam de moeder terug. Ze keek naar mijn tas en tilde het kind op. Ik zag hoe het vergeefs naar de tas greep. Die schoof ik met mijn voet behoedzaam onder de stoel, en glimlachte. De moeder glimlachte terug. Ze wilde iets zeggen, maar het kind begon te huilen. Net op tijd, dacht ik. Door het geluid bleef de moeder zwijgen. Het paard op mijn tas bevond zich uit ieders blikveld en toen het kind stopte met huilen was alles voorbij. Alsof niets had plaatsgevonden. Stilte. Ik ademde in, en heel langzaam en lang uit.
Roze
Niet veel later arriveerden we op het station. Ik hield de tas met de kant van het paard tegen mij aan en stapte als laatste uit. Toen ik thuis kwam vroeg iemand waarom er een roze gloed op mijn trui zat. Ik zei dat er geen roze gloed op mijn trui zat.