Sport

Tour de France: Van vallen en opstaan

04-07-2012 17:00

“VALPARTIJ!” Het is de korte, opgewonden stemverheffing van Herbert Dijkstra die je verschrikt doet opveren, als in de laatste kilometer voor Boulogne-sur-Mer in de laatste kronkelende klim weer een pak renners tegen het asfalt klapt.

Peter Sagan laat zich er niet door afschrikken, hij zet nog eens aan voor een sprint en neemt meteen een ruime fietslengte afstand. Kris Boeckmans lijkt al dieper onder de indruk als hij prompt de laatste bocht mist en even later door een steward, inmiddels kansloos, de goede kant op gedirigeerd wordt.

Ze zijn wel wat gewend
Sagan is waarschijnlijk de kussen van de Rondemissen al in ontvangst nemen, als het slagveld langzaam binnendruppelt bij de finish. Geschaafde knieën, pijnlijke dijen en in slechtere gevallen nog een goede hoeveelheid tijdverlies en een gebroken sleutelbeen toe. “Niets aan de hand,” lacht Rabo-kopman Gesink zijn bebloede knie weg. Hij is na vorig jaar wel wat gewend.

Vooropgesteld, ik ben geen wielrenner. Wel een liefhebber. Maar als ik de schuivers zie die wielrenners af en toe maken, vraag je je af waarvoor deze mensen het doen. Waarom zondert Robert Gesink zich een jaar volledig af om zich optimaal voor te bereiden op een drieweekse koers die met één stuurfout, misschien wel van iemand anders, volledig op z’n kop kan worden gezet? Een stuurfout zelfs, die je de nationale hoon oplevert, omdat het volk zich afvraagt of je eigenlijk wel uit het juiste Tour-hout gesneden bent.

Stuurfouten, Johnny Hoogerland kan er over meepraten. Hij was zonder zonden, maar een Franse TV-auto op zoek naar het meest sensationele shot besloot de ambities van Hoogerland de pas af te snijden. Hoogerland vloog het prikkeldraad in en werd, in tegenstelling tot Robert Gesink, een nationale held. Een kont als een rollade en het doorzettingsvermogen van een onverschrokken Zeeuw.

Bang vogeltje
Maar na afloop restte toch vooral de pijn, en de angst om nog een keer zo’n doodsmak te maken. Die angst heeft Hoogerland onherroepelijk parten gespeeld, toen hij als een wandelende attractie mocht opdraven in om het even welk programma. Ondertussen vecht Hoogerland een juridisch gevecht uit met de Tourorganisator ASO om genoegdoening. Geen held met een prikkeldaad motief in z’n dij, maar een bang vogeltje dat niet meer onbevangen durft wat hij ooit durfde: onbezonnen, heel hard fietsen.

Voor buitenstaanders vertegenwoordigden Gesink en Hoogerland vorig jaar wellicht twee uitersten. De één een wielrenner die met grote verwachtingen aan de Tour was begonnen en door knulligheden veroordeeld werd tot een rol in de marge, de ander een vrijbuiter met snode plannen voor het bergklassement die zijn droom door die stomme Fransen in duigen zag vallen.

Van binnen moet het gevoel vergelijkbaar zijn. Extra krassen, schaven en wonden op ziel en lichaam die de volgende keer dat je op een fiets stapt allemaal samenkomen tot de vraag: waar doe ik dit eigenlijk ook alweer voor? Een vraag die ik mezelf ook wel eens stel nadat ik in een nachtelijk Amsterdam door een ‘stuurfout’ onderuit ben gegaan. Maar ja, hoe kom ik anders op tijd op m’n werk?