Het oude Romeinse Rijk werd na de dood van de wrede keizer Nero geregeerd door zijn opvolger Titus Flavius Vespasianus. Nero had jarenlang dramatisch geregeerd en exorbitant veel uitgegeven. De schatkist van de staat was nagenoeg leeg, onder andere door de grote brand van Rome anno 64. Vespasianus kreeg die povere erfenis in zijn schoot geworpen.
Om de financiën van het Rijk weer op orde te krijgen, greep hij terug op een belasting uit de tijd van Nero: de urinebelasting. Eigenaars van openbare urinoirs moesten over de ontvangen urine – die ze doorverkochten aan onder andere wasserijen – belasting betalen. Toen zijn zoon Titus liet merken dat hij de aard van de urinebelasting walgelijk vond, hield Vespasianus een gouden munt in de lucht en vroeg of het geldstuk stonk. Titus antwoordde van niet. De keizer sprak daarop de woorden ‘pecunia non olet‘, geld stinkt niet. De strekking van deze spreuk: geld wordt altijd geaccepteerd, ongeacht of het eerlijk verkregen is.
Het is dit adagium dat zo treffend past bij de perikelen rond strafpleiter Bram Moszkowicz. 18 september moet hij voor de Raad van Discipline verschijnen, de tuchtraad van de advocatuur. Reden: het stelselmatig aannemen van sommen contant geld boven de 15.000 euro, zonder dat te melden aan de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten. Ook bleken de jaarrekeningen van 2009 en 2010 te ontbreken. De Amsterdamse deken, Germ Kemper, heeft de desbetreffende zaak aangespannen bij de tuchtraad, naar aanleiding van een onderzoek dat hij gedaan heeft naar de financiën van Moszkowicz in de periode 2008-2011.
Juwelier Schaap & Citroen
Zijn beweegreden om dat onderzoek te doen was een publicatie in NRC Handelsblad waarin uit de doeken werd gedaan hoe Moszkowicz in de periode 2003-2006 aanzienlijke contante bedragen aanvaardde van cliënten en daarnaast voor meer dan een miljoen euro belasting had ontdoken. Het gespecialiseerde Trafi-team (team research analyse financiële en fiscale informatie) van de Belastingdienst had zijn uitgaven bij dure winkels als juwelier Schaap & Citroen, restaurant Le Garage en couturier Oger onderzocht. Het team kwam tot de conclusie dat Moszkowicz’ uitgaven niet strookten met zijn inkomsten. Hij kreeg een naheffing en een boete. De Belastingdienst heeft inmiddels hypothecair beslag gelegd op het Herengrachtkantoor van de advocaat.
Er zijn vaker financiële klachten over de raadsman geweest. Zo waren er in het verleden cliënten die claimden vaak grote contante bedragen van meer dan honderdduizend euro te hebben betaald, terwijl Moszkowicz vaak niet thuis gaf of zelfs niet op kwam dagen tijdens zittingen. Van deze klachten is echter nooit iets bewezen. Een andere oud-cliënt, een zekere T., voelde zich ernstig benadeeld door Moszkowicz, die geen verantwoording kon afleggen voor declaraties. Door de toenmalig deken gevraagd naar de transacties antwoordt Moszkowicz in een uitzending van Zembla: “In de tijd dat deze zaak speelde, was het geen vanzelfsprekendheid om declaraties te versturen in strafzaken.”
En dat T. ‘een man is die spoken ziet en klacht op klacht stapelt’.
Toenmalig deken Floris Banier kon zich desalniettemin niet herinneren dat het ooit anders is geweest dan dat er declaraties werden verstuurd door strafpleiters.
Witwassen
Tegen de tuchtrechtelijke aanklachten verdedigt de eloquente raadsman zich door zich op zijn beroepsgeheim te beroepen. Hij meent zijn geheimhoudingsplicht als advocaat te schenden als hij melding doet bij de deken welke cliënten betalen met grote sommen contant geld. Hij beschouwt de zaak als een principiële kwestie en ziet de zitting als een testcase wat betreft de gevolgen van het niet melden van contante transacties. Tevens meent hij dat de meldingsregel pas vanaf 2010 van kracht is, en dat veel meer strafrechtconfrères dergelijke transacties niet melden. Kemper wijst in Vrij Nederland echter op het afgeleide beroepsgeheim van een deken, dat het verbiedt om dergelijke informatie publiek te maken. Ook merkt hij op dat de meldingsregel al vanaf 1995 van kracht is en dat alle advocaten dat behoren te weten. Dit maakt Moszkowicz’ argument dat de regel pas vanaf 2010 van kracht is vrij apocrief, aangezien zeker zo’n gewezen strafpleiter geacht wordt de reglementen van zijn vakgebied te kennen.
Uit al deze aantijgingen komt het beeld naar voren van een met geld sjoemelende raadsman. Toch dient dat beeld enigszins genuanceerd te worden. Als strafrechtadvocaat kom je in de beroepspraktijk nogal eens schimmige sujetten tegen uit alle hoeken en gaten van de onderwereld. Volgens het Nederlandse recht heeft iedereen recht op bijstand door een advocaat, dus ook personen die hun geld op een illegale manier hebben verkregen. Criminelen verdienen hun geld met criminaliteit, dat is nou eenmaal de aard van het beestje. Op het moment dat crimineel geld gebruikt wordt om een advocaat te bekostigen voor een strafzaak, wordt dat dus per definitie witgewassen. Een crimineel kan je dit in eerste instantie ook niet verbieden, daar je dan eerst zult moeten aantonen dat het geld in kwestie illegaal verdiend is. Een strafrechtadvocaat doet simpelweg waar hij voor betaald wordt en heeft tot op beperkte hoogte maling aan de herkomst van het geld. Pecunia non olet.
Geheimhoudingsplicht
Om deze (mogelijk) zwarte betalingen aan banden te leggen is er in 1995 voor gekozen om elke contante betaling van boven de 15.000 aan een meldingsplicht onderhevig te maken. De strafpleiter dient de transactie te rapporteren en te overleggen met de lokale deken, die echter geen bindende uitspraak doet. De keuze om de betaling te accepteren ligt uiteindelijk bij de advocaat zelf. Stelregel is wel dat enkel in uitzonderlijke omstandigheden grote sommen contant geld worden aangenomen. Ook de WWFT (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) is erop gericht het witwassen van geld door de bovenwereld middels een meldingsplicht terug te dringen, en sinds 2003 is die wet ook van toepassing voor de advocatuur.
En hier wringt de schoen. Moszkowicz heeft willens en wetens, stelselmatig grote cashbetalingen aanvaard, zonder uitzonderlijke omstandigheden én zonder dit te melden aan de deken. Dit is een feit, en het ‘principiële’ beroep op de geheimhoudingsplicht verandert daar waarschijnlijk niks aan – zeker niet met het oog op het afgeleide beroepsgeheim van een deken. De wet blijft de wet, en een advocaat wordt geacht volgens de letter van diezelfde wet te handelen. De nog slepende affaire met de Belastingdienst plaatst het feit dat Moszkowicz de meldplicht naast zich neer heeft gelegd in een twijfelachtig daglicht. Een strafpleiter die belasting ontduikt en zonder melding te doen dubieuze cashbedragen incasseert, wekt de indruk niet zuiver op de graat te zijn en begeeft zich op spekglad ijs.
Paar miljoen euro boete
Abraham Moszkowicz heeft al de nodige controverses meegemaakt. Hij is er veelvuldig van beticht zich op het randje tussen bovenwereld en onderwereld te begeven en vriendschappelijke relaties te onderhouden met zware criminelen. Deze smetten op zijn blazoen hebben in de loop van de jaren waarschijnlijk ook de aandacht gevestigd op zijn financiële huishouding. Nu daarbij meerdere schimmige financiële handelingen aan het licht zijn gekomen, is de toekomst van Bram Moszkowicz als strafpleiter allerminst zeker. Wat wacht is eerst de aankomende tuchtrechtelijke zitting. De mogelijke sancties lopen uiteen van een berisping tot het schrappen van het tableau.
Het onderzoek van de deken heeft zich echter niet gericht op witwaspraktijken, enkel op het overtreden van de meldingsplicht aan de deken. Maar door de contante betalingen niet te melden heeft Moszkowicz tevens de WWFT overtreden. Het Openbaar Ministerie zal nu moeten beslissen of daar een strafrechtelijk onderzoek naar komt. Mocht dat het geval zijn, dan behoort een boete – die kan oplopen tot een paar miljoen euro – tot de mogelijkheden. De eens zo geprezen ‘topadvocaat’ bevindt zich op dit moment in de hoek waar de klappen vallen. De vraag is of hij daar nog ongeschonden uitkomt.
Lees ook: ‘Is Moszkowicz een belastingontduiker?’
Zie ook de website van David Oranje.