De Amerikaanse presidentskandidaten blijven er op hameren: de economie staat er slecht voor en er zal toch echt iets moeten gebeuren. Ondanks de sombere berichten zijn toch de eerste lichtpunten van economische groei (+1.5 procent) zichtbaar. De vooruitzichten zijn voor de Verenigde Staten positiever dan voor Europa. Althans, op het eerste gezicht. De verschuiving van consumeren naar innovatie en export laat zien dat de VS het roer radicaal omgooien. De economie van de VS draaide namelijk vanaf de jaren ’80 met name op het consumeren van goederen en diensten. Ondertussen groeide het handelstekort van minder dan 1 procent van het BBP in de jaren ’90 naar ruim 6 procent in 2006. Het IMF waarschuwde in datzelfde jaar de VS herhaaldelijk voor de mogelijke gevolgen van een dergelijk tekort. The Economist merkte onlangs terecht op dat het handelstekort in feite jarenlang is verbloemd daar het werd aangevuld door buitenlandse tegoeden uit onder meer Oost-Azië en het Midden-Oosten. Een groot gedeelte hiervan werd geïnvesteerd in overgewaardeerde hypotheken. Dat innovatie niet altijd per definitie leidt tot een bloeiende economie heeft de financiële sector meer dan bewezen. Ingewikkelde financiële producten die risico’s dermate uitspreiden, zeg maar gerust: verbloemen, bleken behalve innovatief ook frauduleus te zijn. De VS zullen het daarom in de toekomst moeten hebben van een zekere houdbare innovatie die niet zozeer is gericht op het verbloemen van tekorten, maar eerder op het aantrekken en genereren van nieuw kapitaal.
Hoewel het handelstekort van momenteel 4 procent gedeeltelijk is te verklaren door de ongunstige dollarkoers, neemt dit niet weg dat er verschuivingen plaatsvinden op de balans. De boost in export (+34 procent in twee jaar tijd) en de daling in import van met name olie (voor het eerst sinds 1949 zijn de VS netto producent) lieten zien dat de VS het handelstekort op de juiste manier te lijf gaan. Hoe? Aan de exportzijde lijkt het exporteren van nieuwe innovatieve producten een constructieve vervanging van het onder het tapijt schuiven van tekorten met financiële piramideconstructies. In toenemende mate exporteren de VS digitale en technische diensten naar opkomende economieën zoals Latijns Amerika en China. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de nieuwe 3D printtechniek en de app-industrie die gekoppeld is aan Amerikaanse bedrijven zoals Apple en Facebook. Aan de andere zijde van de balans zorgen de VS dat zij in mindere mate afhankelijk zijn van import. De VS zijn de op een na grootste schaliegasproducent ter wereld met nog voldoende reserves. Hoewel het op de korte termijn het goedkoper is om te importeren dan te investeren in nieuwe velden, worden deze gasreserves aangeboord. De VS nemen hierin het voortouw en lopen hiermee voor op Europese of Russische initiatieven. Gevolg: minder afhankelijk van de import van energie en zodoende het gat tussen vraag en aanbod op nationaal niveau te dichten. Deze twee ontwikkelingen tezamen zouden, zo werd tot voor kort aangenomen, de Amerikaanse economie weer op weg helpen naar langdurig herstel.
Bubbels, bubbels, bubbels
Het valt ten zeerste te betwijfelen of de twee redders in nood van de Amerikaanse economie, de digitale diensten en de energiesector, ook daadwerkelijk de hooggespannen verwachtingen kunnen waarmaken. Op het eerste gezicht lijkt de digitale markt redelijk stabiel: bijna iedereen heeft een internetaansluiting en hiermee ligt een vast potentieel aan klanten voor het oprapen. De overwaardering van deze digitale economie is, voor wat betreft de Verenigde Staten, simpel samen te vatten: stabiliteit wordt verward met bereik. In het geval van apps wordt geredeneerd dat bijna iedereen een smartphone heeft en bijna iedereen daar een (of meerdere) apps op heeft. Feit blijft dat apps niet bepaald winstgevend zijn voor de ontwikkelaars; de gemiddelde iPhone app kost 35.000 dollar om te ontwikkelen en de apps brengen (over de mediaan) 682 dollar per jaar in het laatje voor de ontwikkelaar. Daarnaast hebben zowel Apple als diens concurrent Android meer de neiging op te scheppen over de waarde van het aantal apps onder hun beheer (het bereik), dan de waarde van de apps zelf (het product). Het doet denken aan eind jaren ’90 en de concurrentie tussen zoekmachine AltaVista die – in een slag om investeerders − claimde meer webpagina’s te bereiken dan diens concurrent Lycos. De relatieve naams(on)bekendheid doet de lezer al vermoeden hoe het deze bedrijven is vergaan. Voor wat betreft het tweede oogappeltje van de Amerikaanse digitale industrie, Facebook, is het nog maar de vraag of deze zijn verwachtingen waar zal gaan maken op de beurs. Het gestaag zakken van de aandelen spreekt boekdelen: adverteerders twijfelen of een groot bereik garant staat voor het te gelde kunnen maken van winst.
Op de energiemarkt beginnen de eerste barsten te verschijnen in wat de Amerikanen ook wel de ‘Shale Gas Miracle’ noemen. Tot voor kort werd aangenomen dat het aanboren van velden met schaalgas (fracking) zou zorgen voor een toename in energieproductie en de VS uit de economische malaise zou helpen. Er zou namelijk nog genoeg gas in de grond zitten om de komende 100 jaar in de Amerikaanse gasbehoeften te voorzien. Onlangs werd duidelijk dat de winst niet in de exploitatie van gas zelf zit, maar in het opkopen en omploegen van het land waar deze gasbubbels zich bevinden. Of zoals de CEO van het op één na grootste Amerikaanse schaliegasbedrijf Chesapeake verwoordde: “I can assure you that buying leases for x and selling them for 5x or 10x is a lot more profitable than trying to produce gas at $5 or $6 per million cubic feet.” Recentelijk stelde het Ministerie van Energie zijn schatting bij naar beneden tot nog voldoende gas voor ‘de komende 23 jaar’. Ondertussen worden nieuwe velden opgekocht met het investeringskapitaal van reeds aangekochte velden. Daarnaast heeft Chesapeake geld geleend zonder de toekomstige schuld − die gemaakt zal worden bij het aanboren van gasbubbels − mee te rekenen. Zo heeft de Deutsche Bank een deal gesloten met Chesapeake voor meer dan 1 miljard dollar in ruil voor vijftien jaar productie uit 4.000 (nog aan te leggen) bronnen. Hoewel dergelijke deals niet illegaal zijn, wagen veel energiebedrijven zich er niet aan. Het verleden heeft immers aangetoond dat investeren met nog niet behaald rendement grote risico’s met zich meebrengt.
Longontsteking
Ondanks de positieve berichtgevingen is het nog maar de vraag of Amerika de crisis te boven is, de twee naar voren geschoven trekkers (namelijk de digitale dienstverleners en de energiesector) lijken het immers niet te gaan redden. Daarnaast lijkt winst maken op nog te verwachten winst haast ingebakken in de Amerikaanse economie. Dit is zorgelijk want, zoals hoogleraar Economie Nouriel Roubini laatst treffend stelde, ‘als de Verenigde Staten opnieuw beginnen te niezen, zal de rest van de wereld longontsteking krijgen’.
Dieuwertje Kuijpers is wetenschappelijk medewerker van de prof. mr. B.M. Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau en ten behoeve van het liberalisme gelieerd aan de VVD.