Het gebruik van internet als een publieke ruimte is aan steeds meer erosie onderhevig. Gebruikers én fabrikanten trekken zich steeds meer terug achter zelf gebouwde hekwerken nu voor velen de nadelen van een grote bierhal de overhand gaan krijgen. Gold het internet eerst nog als grote belofte voor open, eerlijke en gelijkwaardige communicatie, inmiddels gaan we steeds meer op zoek naar hoe we het kunnen inrichten zodat het het beste bij ‘ons soort mensen’ aansluit.
Hoe publiek is het internet?
Wanneer we hier zeggen ‘het internet’ als publieke ruimte bedoelen we eigenlijk niet het internet als technisch systeem zelf. Dát internet ligt ook wel steeds meer onder vuur als één gemeenschappelijke publieke ruimte, onder andere door discussies over netneutraliteit, maar het houdt zichzelf nog steeds overeind als min of meer publiek gebied. Min of meer -en met een aardige ‘onderwereld’- omdat er uiteindelijk wel een toegangsprijs verschuldigd is. De ‘publieke ruimte’ in deze zin is eigenlijk het publieke internet, of specifieker: die ene communicatiedienst waar we allemaal gebruik van maken.
U voelt al: ook dat communicatiekanaal is er niet, maar we gingen wel lekker die richting op. Diensten als Facebook en Twitter trekken steeds meer bezoekers naar zich toe en stellen zich steeds meer op als de facto publieke ruimte. Een proces dat gedoemd is te mislukken, eigenlijk, want als private ondernemingen blijft het altijd bij die schijn van een volledig open publieke ruimte. Terwijl Facebook en nu ook Twitter zichzelf steeds meer afschermen, trekken door regelgeving en drukte dan ook de eerste gebruikers weer weg. Men heeft steeds meer door dat het ook allemaal niet zo hoeft; allemaal op hetzelfde dorpsplein staan is overrated. Een van de redenen waarom Facebook uiteindelijk Instagr.am kocht kan zijn dat ze op deze manier nog het tij probeerde te keren, maar de lekken naar andere niche-netwerken zijn er in overvloed. (De aanwas staat echter nog steeds netto in de plus.)
Subculturen
Uiteindelijk lijkt het internet zich qua communicatie kanalen, na de afgelopen consolidatieslag door ‘social media’, toch te ontwikkelen naar een systeem waarin er verschillende ‘gated communities’ naast elkaar ontstaan. De toegang is dan niet eens altijd een prijs, maar een subcultuur waar je maar bij moet -of moet willen- passen. Deze voorspelling houdt in zekere zin een ‘einde van Facebook’ in. (Het feit dat dat ons enigszins dramatisch in de oren klinkt moet al te denken geven.) Een einde van Hyves, Facebook of Twitter is echter gelukkig geen einde van het internet as we know it maar slechts een kleine stap in de ontwikkeling van een volwassen ‘net’.
Net als in de ‘echte’ wereld zoeken we binnen netwerken steeds meer de groepen op die in ieder geval -ten dele- dezelfde normen en waarden hebben. Aangezien ook (technische) beperkingen tot die normen en waarden behoren is het helemaal niet gezegd dat die subculturen zich groeperen binnen Facebook of Twitter. Vandaar de erosie aan die platformen. Er ontstaan dan een reeks losse netwerken, waaruit een soort ‘gedistribueerde publieke sfeer’ van enkele symbolen en gemeenschappelijke waarden kan ontstaan. Een sfeer waarin de afzonderlijke groepen hebben afgesproken dat het ‘toegestaan’ is bij elkaar te komen (Denk aan technische hulpmiddelen als ‘bots’ of hostingplatforms waardoor uitwisseling van symbolen en cultuur mogelijk blijft.) De invloed van ‘de media’ als aggregators en distributeurs wordt dan (weer) extra belangrijk: zij zijn de kanalen waarmee het contact met elkaar onderhouden wordt en we elkaars cultuur blijven (her)kennen.