De telefoon gaat. Het is G, de doorgaans zeer geschikte moeder van een vriendinnetje van dochter A. ‘Of het klopt dat we vegetarisch zijn gaan eten?’ Haar toon is beschuldigend en het woord vegetarisch klinkt als iets ongepasts: naakt, of desnoods topless eten. Ik schiet in de verdediging: we zijn slechts parttime vegetariërs, hele amateuristische bovendien. We prutsen maar wat aan, en het is naar alle waarschijnlijkheid van korte duur.
Maar het kwaad is geschied: het vriendinnetje wil ons voorbeeld volgen en daarmee is de moeder in kwestie op z’n zachtst gezegd not amused.
Het zweet breekt me uit. Ik moet ineens denken aan een telefoontje dat mijn ouders ooit kregen van de zeer verontruste ouders van een meisje waarmee ik naar de lagere school liep. Ik zal een jaar of zeven geweest zijn en het meisje was vijf of zes. Op een of andere manier (vermoedelijk via een jongen die Igje heette en in een hoek van het schoolplein een paar keer per week z’n piemel liet zien aan geïnteresseerden) was ik erachter gekomen hoe kinderen worden gemaakt. Die wijsheid deelde ik gul met m’n wandelmaatje. Kennelijk kon zij de informatie niet bevatten want ze was ‘s nachts gillend wakker geworden na een gruwelijke pornodroom. Haar ouders belden prompt om hun beklag te doen bij mijn ouders, een in talloze opzichten ongelooflijk gênante situatie waar ik nooit helemaal overheen ben gekomen. Deze wond wordt weer opengereten door het beschuldigende telefoontje van moeder G.
Het gaat duidelijk de verkeerde kant op met het vegetarische experiment van mijn dochters: na drie weken had ik op z’n minst één afhaker verwacht, maar de dames zijn nog onverminderd enthousiast, zelfs zodanig dat ze kennelijk aan het evangeliseren zijn geslagen. Ik besluit een actief ontmoedigingsbeleid te voeren. Tijd voor het zwaardere geschut: tofu-tijd!
Deze week in de test
Voor de test koos ik een bij beide dochters geliefd gerecht: Chicken Tonight. Ik schrijf het met hoofdletters want het is de naam die op het potje staat saus staat. Dit is het eerste gerecht dat oudste dochter S. helemaal zelfstandig kon klaarmaken: je bakt stukken kipfilet, daar kieper je een of twee potten saus bij, even pruttelen en klaar. Serveren met rijst en sperziebonen (diepvries: zeven minuten in de magnetron met een laagje water).
Het leek me handig als S. de vegetarische variant ook leert maken en dan meteen ervaart dat dat véél meer werk is. Dus mocht zij de kletsnatte klont tofu uit de verpakking vissen en in dobbelsteentjes snijden. ‘Getver, wat een eng spul!’ Inderdaad, maar jij wilt vegetarisch eten.
Om het nog ergens op te laten lijken, legden we de sponzige dobbelsteentjes een tijdlang te week in een bak met ketjap en knoflook, waardoor hun kleur veranderde van vuilwit in vaalgrijs. Daarna werden ze gebakken in hete olie. Het siste en spetterde alsof er vreselijk leuk werd gekokkereld, maar dat was schijn. Gezellig bruin worden was er niet bij, laat staan knapperig. Toen de vaalgrijze klontjes tofu van lieverlee uit elkaar begonnen te vallen, hebben we de pot saus er maar bijgegooid.
Het testpanel
“Niet. Te. Vreten!” Dat was nog de mildste reactie aan tafel. Ik moedigde de dochters aan om eens een blokje tofu uit de saus te proeven. Zuur, vond de ene. Smaakt naar bonen, vond de andere. Zelf proefde ik eigenlijk niks. Misschien smaakt warm kaarsvet zo.
De saus uit het potje viel nu ook lelijk door de mand: zonder het braadvet van de kip is het een soort abrikozenjam, maar dan zonder abrikozen, te waterig, te zoet en te zuur.
Overigens heb ik mijn kinderen nog nooit zoveel sperziebonen zien eten, dat is dan weer pure winst!
Score
Tofu: een 3
Toelichting: een 1 vond men oneerlijk, want het was denkbaar dat met een andere bereidingswijze tofu wél eetbaar is. We zullen zien.
Volgende keer: gegrilde stukjes