Het lijkt er op alsof het excentrieke Mazda met de CX-3 buigt voor de massa. Of toch niet?
Het toverwoord in de auto-industrie is tegenwoordig ‘crossover’. Elk merk heeft er ééntje. Renault voert de Captur en Kadjar, Opel bracht ons de Mokka, Nissan maakt al een tijdje de vrij komische Juke en Fiat kwam met de 500X. En dan is de lijst nog lang niet compleet.
Maar waar het gezond excentrieke Mazda zich normaal niets van markttrends aantrekt (van kleine gilmotortjes met vinnige turbo’s moeten de Japanners nog steeds niets hebben), lijken ze bij dit crossover verschijnsel toch licht te buigen voor de markt. De fabrikant uit Hiroshima lanceert namelijk de CX-3, die een mix moet zijn tussen een compacte middenklasser (hij deelt wat DNA met de 2) en een SUV.
Op de flanken en wielkasten vinden we, zoals gebruikelijk in dit genre, de stoere donkere panelen, wat het model een robuust uiterlijk moet geven. De CX-3 is, zoals dat ook hoort bij crossovers, tevens vierwiel aangedreven leverbaar en de bolide staat – een absolute must in dit segment – een slagje hoger op de wielen dan een gemiddelde auto.
Ik zeg met opzet ‘een slagje’, want de cruciale aanschafargumenten van de reguliere crossoverdoelgroep (Omroep Max-kijkers), zoals een fysiek gemakkelijker hóge instap en een dito zitpositie, hebben de Mazda-ingenieurs flagrant genegeerd.
De auto is – even in vergelijking met de 3 – slechts drie centimeter opgekrikt. Hulde uiteraard, want het vereist veel lef om dat ene 55+ volksdeel niet te behagen. Zij zijn nog de enige mensen die door hun riante economische positie in staat zijn om nog nieuwe auto’s af te tikken. De winst is echter weer dat de CX-3 door die nauwelijks aangepaste instap en haar lagere daklijn jeugdig en charmant oogt.
Belangrijker: de CX-3 is nu meteen die well to do-pensionado-zweem kwijt en zal dus waarschijnlijk ook jongere (lease)doelgroepen aanspreken. Waarmee Mazda’s zelfbewuste koers zich acuut weer uitbetaalt. Slim.
Voor de rest laat het merk zijn greatest hits op deze crossover-light los, te beginnen met de dikke benzinemotoren met een in dit segment bijna zeldzaam slagvolume van twee liter, die naar keuze 120 of 150 PK kunnen produceren. Bij TPO’s testrit in Catalonië bleek trouwens dat die 120 PK-versie ruimschoots voldoet en krachtig aanvoelt, alsof je met een grote hond aan het wandelen bent.
Die 150 PK zijn ook puur bedoeld voor de 4×4-versie. Voor de dieselaars komt er daarnaast nog een 1.5-krachtbron met 105 PK, die bovendien nog een gunstige bijtelling van 20 procent heeft.
Maak niet de denkfout dat deze motoren minder zuinig zouden zijn dan zo’n hip 1.2 driecilinder-keffertje. Mazda slankt haar modellen nog harder af dan Sjuul Paradijs en stroomlijnt zelfs motoronderdelen én de bodem van de auto, om de luchtweerstand te reduceren.
Resultaat: een aangenaam laag verbruik. 1 op 16/17 is realistisch, zo bleek in en rond Barcelona. Met veel high-tech-opties onderscheidt Mazda zich bij de CX-3 ook weer. Wat te denken van een heuse head-up-display, die bij veel concurrenten in deze klasse niet eens verkrijgbaar is.
Ook qua veiligheids-systemen lijkt de sky the limit. Je moet bijvoorbeeld een blinde autist zijn om met voor deze klasse eveneens vrij unieke voorzieningen als adaptieve cruise control, dodehoeksensoren, lane departure warning, een ongeluk te initiëren. Daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan, maar instappen kan al vanaf 20.990 euro.
Deze S-versie komt met 120 PK en heeft onder meer al een airco en een boordcomputer. Ondanks de lagere daklijn dan gebruikelijk bij crossovers is het interieur ruim, zeker voorin. En typisch Mazda is weer dat je kan kiezen voor premium-achtige bekleding.
Het dashboard, met zo’n kloek uitstekend multimedia-scherm, blijkt van een terloopse zakelijkheid, waarbij de kittige knopjes op de ronde ventilatorroostertjes verslavend zijn om aan te draaien.
Mazda lijkt op haar geheel eigen manier geslaagd voor haar cross-over examen. Sterker nog: dit is geen cross-over, dit is een d’r op en erover.