We mogen niet gelukkig zijn. Nederlanders behoren (gemiddeld, uiteraard) tot de gelukkigste volken op aarde, maar volgens de Gentse hoogleraar Paul Verhaeghe is dat één groot misverstand. Zijn recent verschenen boek Identiteit is één grote klaagzang over de opkomst van het neoliberalisme, het egoïsme, de consumptiemaatschappij, onze fixatie op persoonlijke behoeften en ga zo maar door. Echt, we kunnen niet anders dan kopen, slikken, klagen en schreeuwen. De samenleving is ziek, is zijn conclusie. Maar daarom niet getreurd, want, zo vertelt hij in de NRC (6 oktober): ‘In mijn vakgebied is een diagnose het eerste teken van bewustwording, waarna de verandering kan beginnen.’ U begrijpt, meneer is een psychoanalyticus. Hij heeft ons allemaal door.
Hoe ziek zijn we met z’n allen? Hoe vreselijk is het met de wereld gesteld? Probleem is, uit allerlei onderzoek blijkt dat we de laatste decennia alleen maar gelukkiger zijn geworden. Verhaeghe heeft daar een passend freudiaans antwoord op – hij verdringt het gewoon. Wanneer de NRC (6 oktober) ons grote geluksgevoel aan hem voorlegt, komt hij met het volgende antwoord (hier volledig geciteerd):
“Nooit had de westerse mens het zo goed, dat is waar. Maar nooit voelde hij zich zo slecht. In de laatste 25 jaar zien we een paar opvallende ontwikkelingen. Depressies bij volwassenen komen in veel mindere mate voort uit jeugd of relatieproblemem, en juist vaker uit ontslag, voortdurende stress op het werk of arbeidsconflicten, kortom dingen die met het werk van doen hebben. Ook opvallend is de toename van angststoornissen. Ga na, we leven in een van de veiligste samenlevingen ter wereld en toch is er veel sociale angst, dus angst voor de ander. Maar het meest onrustbarend is in mijn ogen het het hoge medicijngebruik bij kinderen en de vele stoornissen waarmee ze gediagnosticeerd worden. Onze kinderen zijn de kanariepietjes in de kolenmijn. Maar in plaats van naar het mijngas te kijken, stoppen we de kanariepietjes vol met pillen.”
Harde cijfers
Pardon, Paul, ging de vraag niet over het feit dat we zo gelukkig zijn? Hij lult gewoon over iets anders. Hij komt met een stapel irrelevante opmerkingen en cliché’s. Wat heeft die verschuiving van de oorzaken van depressieve klachten met geluk te maken? Niks dus. (Het gaat hier uiteraard om de opkomst van de subdiagnose burnout).
En die toename van angststoornissen – waar haalt hij die vandaan? Natuurlijk, alles wordt erger, dat zegt iedereen. We worden allemaal gek gemaakt, ook dat roept iedereen. Zo ook Verhaeghe. Je zou het bijna geloven. Maar laten we eens naar de harde cijfers kijken.
‘We zijn helemaal niet gekker geworden’
Mooie datasets zijn zeldzaam, maar gelukkig beschikken we in Nederland wél over dat soort gegevens. Uit het NEMESIS-2 onderzoek uit 2010 bleek dat wanneer Nederlanders gevraagd wordt of ze het afgelopen jaar last hebben gehad van enige psychische stoornis, een op de vijf ‘ja’ zegt. Veertig procent gaf te kennen dat ze daar tijdens hun leven wel eens last van hebben gehad. Het grootste deel van de klachten betreft angststoornissen, depressiviteit en verslaving. Die cijfers verschillen niet van de uitkomsten van NEMESIS-1, tien jaar daarvoor.
We zijn met andere woorden helemaal niet ‘gekker’ geworden. Niet van het neoloberalisme, niet Geert, niet van Marokkanen, de baas of de eurocrisis. Die toename is een mythe. Maar er is een verschil tussen 2000 en 2010. Mensen met psychische klachten zoeken tegenwoordig sneller professionele hulp. Uit de nieuwste versie van het Nationaal Kompas Volksgezondheid, van het RIVM, blijkt dat in 2001 ruim een half miljoen mensen professionele zorg zochten – maar inmiddels loopt dat tegen de één miljoen per jaar.
Gevoelige zielepietjes
We worden niet gekker, we zijn steeds minder bereid om daarmee te blijven tobben. Bijvoorbeeld met klachten over werkdruk, of de baas. We doen er iets aan. En ook dat verklaart waarom we gemiddeld gelukkiger zijn geworden. Wie zijn leven beetpakt, wordt als vanzelf gelukkiger.
En dan nog iets, Paul: angststoornissen hebben niks te maken met sociale angst ‘voor de ander’. De sociale angst (voor wat er op straat kan gebeuren) is de afgelopen jaren alleen maar gedaald. En nu ik toch bezig ben: nog even iets over de onze kinderen. Omdat Verhaeghe erover begint. Die behoren (alweer gemiddeld) tot de gelukkigste ter wereld, maar Verhaghe trekt hier zonder aarzelen een bak clichés open. Die arme gevoelige zielepietjes worden genadeloos volgepropt met pillen! Hij heeft het natuurlijk over de Ritalin-explosie van de laatste tien jaar. Het resultaat van een onbeheersbare rondedans van publieke aandacht, een vaak te snelle diagnose en de beschikbaarheid van een pil. Een pil die voor duizenden ouders een godsgeschenk is, maar Verhaeghe legt de ‘schuld’ voor deze ontwikkeling volledig bij de ouders, die niet weten hoe je een kind moet opvoeden.
Verhaeghe: ‘Kinderen worden in de eerste levensjaren totaal losgelaten. Het wordt als vermoeiend, tijdrovend en ingewikkeld ervaren om grenzen te stellen. (…) Vervolgens worden kinderen, als ze tussen de tien en twaalf jaar zijn en grenzeloos gedrag gaan vertonen, opeens ingesnoerd, of in het ergste geval met een stoornis gediagnosticeerd.’
Dat maak je toch maar zelden mee, zoveel domheid uit de mond van een hoogleraar.
Untergang des Abenlandes
Het kost geen enkele moeite om een stel bedenkelijke ontwikkelingen en populaire jammerklachten te verzamelen, en aaneen te rijgen tot de zoveelste Untergang des Abendlandes. Het probleem is dat we ondertussen nog nooit zo gelukkig zijn geweest. Verhaeghe gunt ons dat niet. Hij vindt (alweer zo’n cliché) dat de samenleving ‘ziek’ is en volgens hem hebben wij, stomme stervelingen, dat niet in de gaten.
Verhaeghe heeft met andere woorden last van een superioriteitscomplex. Vanuit zijn eigen hemel reikt hij ons ‘het eerste teken van bewustwording’ aan, ‘waarna de verandering kan beginnen.’
De man wil zo dolgraag onze leider zijn.
Paul Verhaeghe, Identiteit, De Bezige Bij, €19,90