‘Wat denk je zelf?’, vraagt mijn ‘socio’ als ik me op maandagochtend voor de zesde keer in evenveel weken van mijn kleren ontdoe. Ik haat die vraag. Als het over mijn gewicht gaat, kan je me vrijwel alles wijsmaken. Zes kilo erbij, twee kilo eraf: ik geloof het direct. Mijn lichaam is een vreemde voor me, ik heb geen flauw idee wat het denkt, voelt of doet. Bovendien kan ik een hoop leukere dingen bedenken dan om half negen ’s ochtends in het gezelschap van twee vreemden in mijn ondergoed te staan. Ik wil gewoon de weegschaal op, en snel een beetje; des te eerder is het weer voorbij.
D-day
De afgelopen week heeft mijn dreigend falen als een zwaard van Damocles boven mijn hoofd gehangen. Ruim drie kilo moet er vandaag aanzitten, anders krijg ik straf. Omdat ik zelf geen flauw benul heb van wat er gebeurt in mijn lijf, ben ik afgelopen donderdag ook al gewogen. Toen zat er – eindelijk – een kilo aan. Dat leverde complimenten op van de therapeuten en een ingewikkelde combinatie van trots (het is me gelukt!) en paniek (ik word een vetzak!) in mijn eigen hoofd. Toch heb ik de afgelopen dagen dapper doorgegeten: pasta, kaas, melk, noten, liga’s, aardappels, pindakaas en brood zijn allemaal voor het goede doel naar binnen gepropt.
Maar vandaag is het D-day (ja, die ‘D’ staat voor ‘dik’). Terwijl ik op de weegschaal ga staan, houd ik mijn adem in. Van spanning, maar ook omdat ik in de illusie verkeer dat ik daarmee de uitkomst kan beïnvloeden. Meteen verschijnen de cijfers op het scherm. En dat valt tegen. Van de kilo waar ik een paar dagen terug nog zo om werd geprezen is drie ons weer opgelost in het niets. Ik heb dus het niet gehaald. Meelevend kijkt de socio-stagiaire, ook aanwezig bij mijn nederlaag, me aan. ‘Hoe denk je zelf dat het komt?’, vraagt ze. Ineens heb ik er genoeg van. ‘Ik. Weet. Het. Niet,’ bijt ik haar toe, om vervolgens met halfdichtgeknoopte jurk naar buiten te stormen.
Zen
‘s Middags mag ik op gesprek bij de psycholoog om de consequenties van mijn falen te bespreken. ‘We hebben besloten je een time-in te geven’, legt ze uit. ‘Dat betekent dat je een week lang wel in de kliniek bent, maar geen deel neemt aan de therapie. Het is de bedoeling dat je die tijd gebruikt om een plan van aanpak te schrijven. Daarnaast wordt je aankomlijn een week stilgelegd, zodat je extra tijd hebt om de draad weer op te pikken.’ Omdat het in de kliniek waarschuwingen en strafmaatregels regent, was ik hier al min of meer op voorbereid, dus écht schrikken van haar verhaal doe ik niet.
Terwijl ik alle afspraken plichtsgetrouw in mijn schrift noteer, praat de psycholoog verder. ‘Natuurlijk hebben we besproken hoe het kan dat je niet aankomt. Ontspan je wel genoeg?’ Verrast kijk ik op. Daar had ik nog nooit over nagedacht, maar ik ben altijd gestrest. Over mijn werk, mijn huis, mijn financiën. Of mijn vrienden me nog wel aardig vinden, er niemand waarvan ik houd onverwacht zal overlijden, ik de rest van mijn leven alleen zal blijven. Over de schade die ik mijn lichaam heb aangedaan, de band met mijn ouders, de situatie in de Derde Wereld. Ik ben de ongekroonde koningin der piekeraars en als gevolg daarvan kan ik nooit stilzitten.
Een half uur later loop ik, gewapend met afspraken en plannen voor ademhalingsoefeningen, slaaptraining, massages en een dagelijks piekerkwartiertje, weer naar buiten. Ik moet helemaal Zen worden, dan volgen de kilo’s hopelijk vanzelf.
Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.