Herman Brood was Nederlands enige rocker, onze enige troeteljunk. Als beeldend kunstenaar was hij authentiek te noemen. Ik vind het nog steeds klote dat hij dood is. Al jaren vraag ik me af waarom hij er uit gestapt is. Koos van Dijk, de manager van Brood, dát is degene bij wie Herman zijn hele carrière op schoot gezeten heeft, bedenk ik mij. Hij zou dat moeten weten. Als ik eens bij hem op schoot kruip? Dan slaat Koos vast aan het vertellen.
Ik sta in het Amsterdam Art. Het hotel herbergt op de begane grond de galerie van Koos. Overal schilderijen, getekende bierviltjes en zelfs een beschilderde motor. Er stapt buiten een man van zijn fiets, hij is in baseball outfit. Ik herken Coach van Dijk. “Zo, ben je er al?” We nemen plaatst op het terras. “Dat is lekker luxe,” zegt Koos. Ik antwoord: “Ik zou bijna een ‘crème de menthe’ bestellen.” Dat was het lievelingsontbijt van Herman, wist ik. Koos kijkt me goedkeurend aan, “Jij lijkt me de aangewezen man om dit verhaal aan te vertellen.” Ik vraag, “Welk verhaal?’ Koos slaat zijn ogen een moment neer en zegt: “Die reden dus. De reden dat Herman er uit is gestapt.” “Daar kom ik voor, begin maar bij het begin.”
Koos gaat voorover zitten en kijkt me doordringend aan. “Ik had een café in Winschoten en wilde graag livemuziek programmeren. Brood kwam en ik was in één keer hooked.” Dan begint Koos een regel uit een vroeg rock nummer van Brood te zingen: ‘Pop it in, pop it out…’ Ik maak de regels af: ‘.. pop it up and down. Pop that thing’. Een brede lach. Dan vraagt hij mij: “Jij hebt het allemaal overleefd hè’” “Ja, ik heb een geluk. Ik ben als de dood voor naalden, dat is mijn redding geweest,” antwoord ik. Koos kijkt hoofdschuddend een moment in de lucht alsof hij contact maakt met Herman. Hij gaat verder: “Die naalden hebben Ferdi Karmelk, de eerste gitarist van Wild Romance, zijn leven gekost. Ferdi was de eerste aidsdode.”
“Koos, hoe werd jij precies zijn manager?” Hij lacht: “Drie weken na dat hij in mijn kroeg speelde staat hij ineens bij mij in de kamer. Brood zegt: Ik heb een telefoonnummertje voor een optreden maar ik moet nodig in bad, en mijn kleren moeten even in je wasmachine. Heb je wodka? Een beetje Jus? Bel jij maar even, regel het maar Koos, je krijgt er wel geld voor hoor. Herman verdwijnt in de badkamer en na verloop van tijd ga ik even aan de deur luisteren. Ik hoor helemaal niets daarbinnen dus ik haal een schroevendraaier en draai de deur van het slot. In het donker zag ik alleen Hermans neus boven het water uitsteken. Ik schrok, ik dacht dat hij dood was. Ik raakte hem aan en hij schoot overeind met grote ogen en riep: WAT IS ER?”
“Een uurtje later stond hij fris voor me. Herman zei, top, regel jij het verder maar Koos. En voor ik het wist waren we 35 jaar verder. Herman mocht kind blijven en ik zou alles regelen. Die speed was voor Herman een wondermiddel.” Koos trekt een onschuldig gezicht. “Tja, ik ben geen drugsgebruiker.” “En de ethiek? Jij regelde de dope en verstopte het onderweg toch?” vraag ik. “Ja, dat wel maar ik had er toen geen moeite mee. Ik voelde me niet verantwoordelijk. Ik verdiende er geen geld aan. Het was voor Herman de enige manier. De keren dat hij is afgekickt ging het ook vrij snel weer mis. Als hij dan toch weer goede pep in handen kreeg, was hij er pas weer.”
“Wat is nou het einde van het verhaal?”
Koos maakt een bezwerend gebaar en zegt: “De reden dat hij er uitgestapt is, de échte, is dat hij zeker wist dat de drugs niet meer werkten door zijn torenhoge tolerantie. Toen dronk hij alleen nog en ging snel achteruit. Hij had gewoon geen zin meer. Hij stapte er uit met een briefje in zijn zak waarop stond wat ik hem altijd zei: ‘Maak er een mooi feestje van’.” Ik kijk de oude rockmanager aan en zie de liefde voor Herman in zijn ogen. “Toen hij zelfmoord pleegde geloofde ik het eerst niet, hoewel hij het er altijd over had,” vervolgt hij. “Als hij met Bart Chabot en Jules Deelder optrad zei hij altijd, als hij zou springen, nog vlak voordat hij de stoep zou raken even onder het rokje van een voorbijlopende meisje te willen kijken. De vraag was alleen, welk hotel zou hij kiezen.”
Ik kijk Coach aan en vraag: “Mag ik nog even op schoot blijven zitten?” Koos knikt: “Jij wel hoor.”
Mike Platenkamp is dichter, columnist en cultureel ondernemer. Het beeld is geschoten door Sander Heezen Fotografie. Dit interview verscheen eerder in Straatnieuws.