Zwetend werd ik wakker door een nachtmerrie. Ik droomde dat ik dood was en dat mijn dood uitgebreid werd besproken in de media. Ik zag Matthijs van Nieuwkerk die couranten als Parool en NRC Handelsblad voor de camera hield alsof het heilige relikwieën met een echte intrinsieke waarde betrof. De kwaliteitscouranten hadden driekwart pagina ingeruimd voor mijn dood. Een grote zwartwitfoto, een loeiende kop. Bij Matthijs aan tafel zaten ene Sylvana en Jan des Bouvrie. Ze vertelden diep geschokt te zijn. Ze vertelden wat ze deden toen ze het nieuws hoorden. Ze vertelden dat ze ál mijn teksten hadden gelezen. Jan des Bouvrie bleek mijn allerallerallerallerallerallerbeste vriend te zijn. Hij vertelde hoe fantastisch ik was, hoe geweldig, hoe ik nooit wat fout had kunnen doen, wat een inspiratie en steun ik was geweest voor zijn leven. “Hij was een troubadour!”, riep hij in de camera en begon te huilen. Matthijs kondigde een filmpje van de Jakhalzen aan.
Jakhals Jelte stond bij een muur. Op die muur stond een regel tekst die ik ooit in mijn leven geschreven had. Iemand anders had er graffiti onder gespoten. Er klonk muziek. Charles Aznavour. Jakhals Jelte begon met een borstel vol zeepsop de graffiti weg te poetsen. Toen kwam Cornald Maas. Ook hij poetste over de graffiti met de borstel. Hedy D’ancona kwam toen, gevolgd door Rob Oudkerk. André van Duin borstelde ook even over de graffiti, net als Freek de Jonge, Felix Rottenberg, Hanneke Groenteman. Sonja, Frits en Barbara Barend, Frans Timmermans, de leden van Bløf, Elsbeth Etty, Peter Vandermeersch en Carel Kuyl poetsten ook even de graffiti weg. De graffiti verdween langzaam, Charles Aznavour ging over in Ramses Shaffy. Jakhals Jelte keek zonder te lachen in de lens en het beeld werd zwartwit. Ramses Shaffy zong de Pastorale. Het was de ergste nachtmerrie tot nu toe.
Begrafenis
Daarna droomde ik mijn begrafenis. Mijn kist lag op de middenstip van de Arena. Frits Barend hield een speech. Hij was mijn allerbeste vriend zei hij. Jeroen Krabbé hield ook een speech. Hij was een nog veel bestere vriend zei hij. Guus Meeuwis zong een akoestische cover van een Amerikaanse main stream hit. Ramsey Nasr had een gedicht geschreven. Het ging over fascisme en Ramsey Nasr. Toen hij het voorlas begon zijn lip overdreven te trillen en draaide hij zijn ogen weg zodat alleen het wit van zijn ogen nog zichtbaar was.
Mijn kist werd naar een Amsterdamse begraafplaats gereden. Ondertussen kregen Jan Mulder, Bart Chabot, Hans Kraay junior en Heleen van Royen ruzie met elkaar over wie voorop mocht lopen en dus het beste zichtbaar was voor de vele fotografen. Patty Brard was de dominee van dienst. Zes Bekende Fondsschrijvers, allen AKO-winnaar, lieten mijn kist in het graf zakken. Een bekende columniste die nog nooit een leuke column had geschreven maar desalniettemin bij heel vrouwelijk Nederland geliefd was gooide een schepje zand op mijn kist. Claudia de Breij hield een conference. Niemand lachte. Toch mocht ze daarna nog een conference houden. En daarna nog zes. Niemand vond het raar dat iemand die niet grappig was toch steeds weer conferences hield. Alsof ze dat wilde benadrukken had ze De Lama’s uitgenodigd. Sara Kroos was de gast van de avond. “Het geld van onze voorstelling gaat naar de nabestaanden”, zei een van de Lama’s, “maar de inkomsten van de DVD-verkoop gaan naar mij en naar mij alleen”.
Nu moest iedereen ineens lachen.
Daarna trok iedereen zijn broek naar beneden en begon boven mijn graf te masturberen. Hun kwakjes trommelden op het deksel van mijn kist als waren het loodzware regendruppels.
NTR-themauitzending
Zwetend werd ik wakker door deze nachtmerrie. Het was niet de eerste nachtmerrie van die nacht. Eerder had ik al gedroomd hoe ik als ontbonden lijk tijdens een intens diverse NTR-themauitzending anaal werd verkracht door BN’ers die ik stuk voor stuk niet kende maar die wel heel divers bleken qua baantjes bij de publieke omroep. Mijn familie en vrienden zaten op dat moment opgesloten in een kolenschuur achter een draaikast want men was bang dat zij ook nog enige recht op rouw zouden claimen. “Dat kan niet de bedoeling zijn!”, had een bekende boekenrecensent gezegd die ondanks dat hij er om bekend stond succes te haten en alleen bevriende schrijvers ongegeneerd en niet onderbouwd omhoog pijpte in de kolommen van zijn Amsterdamse middagcourant om daar vervolgens een geschreven orgasme aan te weiden, een beetje zoals Danielle Serdijn wel eens doet in de Volkskrant, toch heel veel invloed had. Hij regelde de uitvaart. De koffie. De cake. De kaarten. De graftak. Het monument. De muziek (Ramses Shaffy).
Er bij horen
Wakker staarde ik naar het plafond. Zweet parelde op mijn voorhoofd. Ik was nog niet dood gelukkig. Ook niet beroemd gelukkig. Nog lang lag ik wakker en piekerde ik over de vraag wat erger was: de dood an sich of eerst als beroemdheid geaccepteerd zijn (“er bij horen”, zoals Matthijs van Nieuwkerk tegen Marielle Tweebeeke zei toen zij onlangs de in Vara-kringen felbegeerde Sonja Barend-interviewaward had gewonnen) in het Nederlandse fatsoenlijke en correcte media-establishment en dan dood gaan. Ik dacht het laatste. Ik wist het niet zeker. Roemloos ten onder gaan is erg. Maar op je zestigste aan kanker kapot gaan en terwijl je lichaam nog warm is ten prooi vallen aan de pathetische rouwpornografie van De Wereld Draait Door terwijl je intens verdrietige nabestaanden thuis moeten toezien hoe iemand die in Strictly Come Dancing heeft meegedaan en ooit een boekenprogramma mocht presenteren zonder te kunnen lezen en hoe iemand die als binnenshuisarchitect bekend is geworden door elke week in de boulevardbladen te staan alle verdriet, intimiteit, smart en rouw als aasgieren wegpikken leek me dan ook weer niet alles.
Ik viel in slaap en droomde over Gerrit Komrij. Hij dronk wijn met Theo van Gogh, Herman Brood en Boudewijn Büch. Ze hadden het prima naar hun zin. Ze vermaakten zich kostelijk. Ze keken De Wereld Draait Door. Ik had ze nog nooit zo zien lachen.