Wielerminnend Nederland huilt grote tranen van verdriet, nu de Rabobank besloten heeft niet langer als sponsor aan het profwielrennen verbonden te willen zijn. De meest succesvolle Nederlandse ploeg uit de recente geschiedenis houdt niet direct op te bestaan, maar het einde van de formatie is nabij. Op het eerste gezicht een klap voor de Nederlandse wielersport, maar niets in minder waar. De Raboploeg hield Neerlands wielrennen al jaren gegijzeld, en het einde van de ploeg is een zegen voor wielersport.
Is Laurens ten Dam een topwielrenner, of Maarten Tjallingi? Als je een willekeurige wielerfan buiten Nederland die vraag stelt, krijg je een overtuigend ‘nee’ als antwoord. Toch denken veel kenners in ons land daar anders over. Renners als Tjallingi en Ten Dam – of Pieter Weening, Karsten Kroon en Léon van Bon – hadden niet veel meer in hun mars dan de gemiddelde waterdrager bij een buitenlandse ploeg. Natuurlijk, op een goede dag kunnen of konden ze best een koers winnen, maar een zekerheidje voor klassiekers of etappes, laat staan voor een goed klassement in grote rondes, waren ze zeker niet. Toch werden ze binnen de Raboploeg zo behandeld.
Marketingwaarde
De marketingwaarde voor de Rabobank is groter bij een middelmatige Nederlandse renner, dan bij een goede buitenlandse renner. De oranje bankploeg heeft zich altijd gepresenteerd als veredelde landenploeg. De beste Nederlandse renners kregen een salaris dat niet bij hun internationale marktwaarde hoorde, maar bij hun nationale marketingswaarde. Op die manier voorkwam Rabobank grote Nederlandse successen bij andere ploegen, en wakkerde de ploeg een vorm van Neerlands trots aan die het merk Rabobank verlangde.
Dat is funest geweest voor het Nederlandse wielrennen. Omdat de Raboploeg alles op alles zette om de beste Nederlandse renners binnen te halen en vast te houden, pakten ze hun Nederlandse renners nooit eens goed aan. Waar figuren als Dennis Mensjov, Michael Rasmussen en Óscar Freire altijd moesten vechten voor de onverdeelde steun van hun ploeg in grote rondes, werd renners als Robert Gesink, Bauke Mollema en Steven Kruijswijk elk moment van falen vergeven. Nooit werden ze serieus aangepakt, nooit hoefden ze verantwoordelijkheid te nemen voor hun resultaten, nooit hoefden ze te vrezen voor hun contract bij slechte resultaten.
Druk
Heb je moeite met het omgaan met de druk? Bij elke wielerploeg in de wereld moet je dan jezelf dwingen om harder te worden, je mentale weerbaarheid te vergroten. Topsport draait om eat or be eaten, maar niet als je de Nederlandse kopman van de Raboploeg bent. Gesink hoefde niet harder te worden na herhaaldelijk falen in grote rondes, hij mocht gewoon het kopmanschap voor de Tour de France delen met Mollema. De ploegleiding koos voor fluwele handschoenen, terwijl talentvolle sporters vooral volwassen moeten worden. Marketing was belangrijker dan topsport.
Dat zal nu moeten veranderen. Hoewel er wellicht een sponsor gevonden kan worden die het stokje van de Rabobank over wil nemen, lijkt het onwaarschijnlijk dat de ploeg in haar huidige vorm zal blijven bestaan. Nederlandse renners zullen weer moeten presteren, zullen een contract moeten verdienen. Talenten als Gesink, Mollema en Kruiswijk zullen bij verschillende ploegen belanden en moeten proberen de status van kopman te verwerven, om vervolgens tegen elkaar te strijden voor overwinningen. Daar worden ze hard van en dat is wat het Nederlandse wielrennen al jaren mist. Het wegvallen van de Raboploeg is een zegen voor de Nederlandse wielersport.
Adriaan Andringa heeft meer liefdes dan alleen Amerika. Wielrennen is daar één van.