Waarom heeft het zo lang geduurd voordat Lance Armstrong werd gepakt? Dat is de vraag die iedereen zich nu stelt. Feit blijft dat hij altijd negatief testte bij een dopingcontrole. Maar zijn naam was de laatste jaren al niet helemaal zuiver. Toch durfde niemand hem aan te pakken. Waarom? Omdat hij zich moreel superieur voelde, omdat hij de ergste ziekte had overleefd. Met zijn stichting gaf hij kankerpatiënten hoop, en dat wist hij. Hij misbruikte dit om niet gepakt te worden. Altijd het vingertje als er kritiek op hem kwam: ‘Ik heb kanker overleefd, hoe durf je mij te beschuldigen.’
Geluk gehad
Voordat ik verder ga met mijn betoog kom ik uit de kast. Ik loop er niet graag mee te koop, maar in het kader van dit artikel is het nodig. Net als meneer Armstrong heb ik kanker gehad. Met succes ben ik genezen van Leukemie. Ik heb geluk gehad, net als meneer Armstrong. Wat mij van het begin aan heeft gestoord, is dat Armstrong beweerde dat hij geknokt heeft tegen deze ziekte. Onzin. Ik vind het een grove belediging voor de mensen, die kanker niet hebben overleefd. Ik heb met mensen opgetrokken, die minder geluk hadden als mij. Zij hadden de pech dat de kanker terug kwam of dat het lot hun minder gunstig gezind was. Knokken tegen kanker, wat een onzin. Als je 25 kilo weegt, draden over je hele lichaam hebt en amper boe of ba kan zeggen, dan knok je niet. Dan hoop je dat het op een dag beter gaat en verlang je dat de hel een keer ophoudt.
Toen Armstrong in 1999 de Tour won, was hij voor mij een voorbeeld. Ik zat in de behandelfase, en zag wat er mogelijk was als je kanker had overwonnen. Maar al snel verdween de bewondering. Ten eerste het verhaal dat HIJ geknokt had tegen de kankercellen, alsmede het feit dat hij zich moreel superieur ging voelen.
Superieur voelen
Want: het was toch raar dat een coureur, die voor zijn ziekte niet als de beste klimmer gold, ineens zijn hielen liet zien in de bergen. Maar kritische vragen waren uit den boze. ‘Hoe durf je mij te beschuldigen, ik heb kanker overleefd.’ Bovendien had Armstrong een succesvolle stichting opgericht, waar hij miljoenen mee ophaalde. Een weldoener beschuldigen was not done. Armstrong wist dat en hield deze mythe in stand. Armstrong had een grote groep mensen aan zich gebonden en niemand zou hem laten vallen. Dat wist hij. Armstrong ging zich onaantastbaar voelen. Als personen hem beschuldigde, zei hij dat het jaloerse of rancuneuze mensen waren, die hem het succes niet gunde. Het was een ideale ontkenning: nooit op de inhoud, maar altijd zeggen: zij gunnen het mij niet.
Het beeld van een weldoener
Armstrong maakte van zichzelf een weldoener. Iemand die iets goed doet voor een bepaalde groep en daardoor onaantastbaar is. De man die miljoenen ophaalde voor kankerstichting, die meedeed met een wielerronde voor ex-kankerpatiënten en de man die vol warmte over iemands kale bolletje aaide. Zo iemand heeft geen slechte kanten, wordt al snel gedacht. Denk maar aan Desmond Tutu en Nelson Mandela; mensen die zoveel goeds voor de wereld hebben betekent, dat eventueel negatieve aspecten worden vergeten.
Bij hen is dat terecht, want er is geen aanleiding om hun te wantrouwen. Bij Armstrong was er wel degelijk aanleiding om hem te wantrouwen. David Walsh en Pierre Ballester schreven in 2004 het boek L.A Confiedental. Hieruit blijkt dat Armstrong’ blazoen niet helemaal zuiver is. Maar deze zaak werd met fluwelen handschoentjes behandeld. Je zou Lance Armstrong maar beschuldigen van doping. Het publiek had er minder moeite mee om coureurs als Ullrich en Hamilton publiekelijk af te fikken. Maar zodra je aan Lance kwam, kwam je aan zijn weldoenerschap.
Armstrong wist het dondersgoed
Toen Armstrong, in 2005, onder ede werd ondervraagd, zei hij het volgende: “Als ik betrapt word op doping raak ik niet alleen mijn contract kwijt maar alles. Ook de goede naam die ik zou verkwanselen bij de kankerpatiënten, het vertrouwen dat ik dan zou schaden. Daar ben ik mij heel goed bewust van.”
Armstrong sprak hier geen woord Chinees bij. Hij wist dat hij het vertrouwen had van de kankerpatiënten en dat hij daardoor nooit een blaam zou treffen. De instanties zouden het niet aandurven om zo’n ‘held’ aan te pakken.
En Armstrong wist dat hij zo een goede naam had opgebouwd dat hij niet meer gepakt kon worden. 500 tests, die allemaal negatief waren, plus het feit dat hij miljoenen ophaalde met zijn stichting. Armstrong pochte er graag mee dat hij zorgde voor de stimulering van de gezondheid van mensen. Dan zou hij toch geen middelen nemen die de gezondheid in diskrediet brengen, zo was de algemene strekking.
Armstrong heeft zijn stichting gebruikt om zo in alle vrijheid EPO en andere doping te nemen. Dit was de ideale dekmantel om onbezoldigd doping te gebruiken. En het ergste: hij wist dit zelf nog het best.