In het recent verschenen Manifest Voor Europa! betogen Guy Verhofstadt en Daniel Cohn-Bendit dat prudente problemen waar we vandaag de dag of op korte termijn mee te maken hebben slechts kunnen worden opgelost door de Europese samenwerking te intensiveren. Alleen door middel van een sterk, eenduidig en progressief Europees beleid kunnen wij komen tot oplossingen voor de economische, maar ook de ecologische en demografische problemen waar de wereld in de komende decennia onvermijdelijk mee te maken krijgt. Wat een dergelijk beleid volgens het manifest in de weg staat, is de natiestaat.
De afzonderlijke natiestaten vertegenwoordigen binnen de Europese Raad slechts de nationale belangen van hun eigen lidstaat. Omdat zij elk besluit van de EU moeten goedkeuren, staat dit een Europees beleid in de weg dat juist over grenzen heenkijkt en daardoor eenduidig en slagkrachtig kan zijn. Het verleden wijst uit dat een versplinterd beleid ons nergens brengt; omdat de Europese regeringsleiders niet hebben durven kiezen voor een eenduidig financieel en monetair beleid, verkeert de eurozone nu al drie jaar in zwaar weer.
Samenspel tussen Parlement en Commissie
De oplossing die het manifest aandraagt, is dat de volledige besluitvormingsmacht een samenspel moet zijn tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie. Deze zouden dan functioneren als een volksvertegenwoordiging respectievelijk een regering, waardoor Europa een volwaardige democratie zou worden. De verdragshervorming die hiervoor doorgevoerd dient te worden, loopt echter spaak doordat de Raad hiermee moet instemmen.
Omdat de Raad slechts de nationale landsbelangen vertegenwoordigt, zou een dergelijke hervorming niet snel doorgevoerd worden. Tenzij de Raad slechts zou bestaan uit pro-Europese politici, die willen dat Europa functioneert als volwaardige democratie.
Democratisch Europa komt van bottom-up
Ironisch genoeg staat juist de democratie zelf deze democratische hervorming in de weg. De regeringsleiders zijn immers gekozen door hun nationale bevolking. Als de nationale bevolking niet Europees gezind is, is de regering dat ook niet. De enige manier waarop de regeringsleiders Europagezind worden, is doordat het volk dat wenst. Een democratisch Europa moet dus noodzakelijkerwijs van bottom-up komen.
Om dit te bereiken, moet het volk zien waarom Europa de moeite waard is en wat Europa voor iemand persoonlijk te betekenen heeft. Het manifest is natuurlijk een verwoede poging om dit te doen inzien, maar het probleem is: wie bereik je hiermee? Slechts een klein segment van de bevolking, dat hoogstwaarschijnlijk bestaat uit de mensen die toch al voor Europese integratie zijn.
Subsidiepotje voor lezingen
Eenzelfde soort probleem zien we met het Europees communicatiebeleid. In 2005 stelde de Europese Commissie een gericht communicatiebeleid op waarin zij zich tot doel stelde de dialoog met de burger aan te gaan. Hierdoor zouden de initiatieven van de Commissie beter aansluiten op de belangen van het volk.
In de praktijk heeft dit initiatief slechts geleid tot een subsidiepotje voor lezingen en debatten over de EU. Met die lezingen en debatten wordt hetzelfde potentiële publiek bereikt als met het manifest.
Erasmus uitwisselingsprogramma
En dan vinden we het gek dat een meerderheid van het volk niet zonder aarzelen voor Europa kiest? Voor het grootste deel van de bevolking is Europa slechts een abstractie. Ooit is het uitwisselingsprogramma Erasmus opgezet om Europese studenten te laten voelen welke voordelen de Unie ons kan bieden. Maar wie profiteren hiervan? Slechts studenten die aan de universiteit studeren. Het overgrote deel jongeren zal hier nooit mee in aanraking komen.
Dit geldt eveneens voor het subsidiepotje Youth in Action. Via dit potje kunnen jongeren inter-Europese projecten opzetten. Over het algemeen zullen slechts jongeren die op hun zestiende aan het Europees jeugdparlement deelnamen, lid zijn van een politieke jongerenorganisatie en actief zijn in de studentenwereld überhaupt weten van het bestaan van dit potje.
Geschikte rolmodellen
Het manifest roept op tot het verkiezen van slechts pro-Europese politici. Ik wil op mijn beurt deze pro-Europese politici oproepen om zich niet slechts op een summier deel van de bevolking te richten. Natuurlijk is het lastig om te communiceren met mensen die in de eerste instantie niet voor jouw ideeën openstaan.
Maar als de geschikte kanalen aangeboord worden, geschikte rolmodellen benaderd worden en initiatieven worden ontplooid die ook interessant zijn voor mensen die niet vanuit hun achtergrond, opleidingsniveau en vakgebied al automatisch geïnteresseerd zijn in de kansen die Europa ons biedt, kan nog wel eens blijken dat een groter deel van de bevolking pro-Europees is dan nu lijkt.
Ideologische visies wedijveren met elkaar
Maar zelfs al zouden alle lidstaten in de komende jaren pro-Europese regeringsleiders krijgen waardoor de baan vrij is voor een verdragswijziging die Europa een volledige democratie maakt, dan nog zou het progressieve Europese beleid dat Verhofstadt en Cohn-Bendit voorstaan niet automatisch in praktijk gebracht worden.
De visie die zij schetsen is er immers één die uit een sociaaldemocratische, progressieve en groene ideologie voortvloeit. Inherent aan een democratie is dat ideologische visies met elkaar wedijveren. Welke visie overwint, blijft afhankelijk van het electoraat.
Lonneke van der Holst is onderzoeker aan de afdeling Transnational Legal Studies van de Vrije Universiteit van Amsterdam.