Cult

Blaas Klaas – een verhaaltje voor 17 november

15-11-2012 12:12

De boot legt aan.

Een cameraploeg buiten krijgt een aanwijzing van een slecht geschoren agent om een paar stappen teruguit te gaan. Over de radioverbinding is kort gegrinnik te horen.

“W-wat is er?”, klinkt de bibberende stem uit de regiestoel.

“Niks”, zegt Ahmad, die zich buiten voordoet als reporter van TV Emirates, wat natuurlijk niet bestaat. “Gewoon een gedachte, misschien van de zenuwen. Ik dacht: in ondertiteling bij films worden agenten vaak smeris genoemd, maar hoe vaak hoor je dat nu in het echt? Smeris.”

De zelfmoordterrorist op de stoel naast de ‘regisseur’ slaakt een zucht. “Sukkel…” Hij is er klaar voor. Hij is er ontzettend klaar voor.

“Ben je er klaar voor?”, vraagt zijn medeplichtige. “Daar komt de oude man de plank af gelopen.”

Hij zegt niets en loopt naar de achterportieren van het televisiebusje. Buiten zijn juichende kinderen te horen. Get them while they’re young, of is het te westers om het zo te verwoorden? Fuck it. “Eén.” De klinkt gaat omlaag. “Twee.” Zit de bomgordel goed vast? Is ‘ie onzichtbaar genoeg? “Drie. Ik zie je aan de andere zijde. Vier.” De eerste stap naar buiten.

In de televisiecamera zit een schakelaar. De families zien de camera en laten de man doorlopen.

“Zesendertig.” Hij is voorbij de dranghekken.

“Schiet op! Da’lijk gaat ‘ie zijn paard op!”, Ahmad wordt duidelijk zenuwachtig. Ik ben er klaar voor.

“Negenenveertig, vijftig.” Als ik niet snel genoeg tel, red ik het niet.

Hij probeert tussen de olijke acrobaten door te glippen, maar raakt bij een van hen per ongeluk het gezicht aan. Zwarte schmink op de elleboog van zijn regenjas, ach wat maakt het uit? “Excuses TV Emirates. Negenenzestig.” De klok in de kerktoren van Roermond trilt alsof er een stoot adrenaline doorheen is gegaan. De seconden vertragen. Het moment is zó dichtbij. Kinderen gillen van geluk, dat gaat snel genoeg veranderen.

“Eenenzeventig. Sinterklaas! Mag ik u iets vragen?”

Stefan de Walle draait zich om. Zijn brede lach valt van zijn gezicht, wanneer de stem van zojuist zich om zijn armen sluit. Hij kan zich niet losmaken.

“Tweeënzeventig. Allahu Akbar!” Klik.

Het hoofd van Sinterklaas stuitert op het trottoir. Hij is dood. Hij is echt dood. Daar ligt echt zijn hoofd, baard en al. Brandende mijter. Je ziet niet waar het rood van het textiel eindigt en dat van het bloed en de vlammen begint.

O mijn God! Wat nu? Wat nu? Agent Niemantsverdriet voelt aan zijn stoppels. Hij zou alleen wat kinderen achter de dranghekken hoeven houden vandaag, maar wat nu? Sinterklaas is dood. Hij is echt dood.

Stof daalt nog neer. De krijsen van afschuw en verrassing maken langzaamaan plaats voor een besef in de menigte achter de hekken, van wat er nu aan de hand is. Hij is dood. Echt dood. Een meisje met blonde varkensstaartjes begint te snikken.

Dit kan niet.

Niemantsverdriet rent naar het hoofd. Hij pakt het op aan de haren en houdt het omhoog.

Het snikken verstomt.

“Kijk!” roept de agent. Hij rukt de smeulende baard van het gezicht. “Hij is niet echt! Het is maar een húlpsinterklaas. Hij is niet dood! Hij is niet écht dood.”

De wereld is gered.

Ruud Vos sleutelt stevig aan zijn stand up routine voor 5 december en is fervent Sinterklaas-tekenaar maar is verder heus niet door de Goedheiligman geobsedeerd.