Wat is er nu eigenlijk gebeurd bij die Franse oppositiepartij UMP? Nadat de Franse president Nicolas Sarkozy de verkiezingen verloor, zich liet soigneren in Marokkaanse paleizen en zich steevast liet fotograferen met een baard van drie dagen, was het tijd voor een nieuwe leider voor de conservatieve UMP. En dus schreef de partij een interne leiderschapsverkiezing uit.
Aan de ene kant presenteerde zich François Fillon, voormalig hardloopmaatje van de oud-president en tot in mei nog diens eerste minister. Aan de andere kant, Jean-François Copé, secretaris-generaal van de partij, en burgemeester van het provincieplaatsje Meaux, de stad waarvoor hij ook in het Franse parlement zit.
Beide kandidaten deden hun best zoveel mogelijk op de vorige leider, Nicolas Sarkozy te lijken. Copé verscheen op foto’s breed uit lachend in de Zuid-Franse zon, poserend met de netwerkgroep ‘Amis de Nicolas Sarkozy’. Fillon zwoer dat hij Sarkozy zijn presidentieel programma had ingefluisterd.
Droite décomplexée
De strijd zou vooral gaan om stijlverschillen en karakter. Zo had Fillon als oud-premier meer bestuurlijke ervaring dan Copé, en was hij in staat het Franse volk te herenigen door met zijn gematigde toon kiezers die van UMP naar Hollande waren gelopen, weer op het centrumrechtse nest terug te krijgen. Copé daarentegen was klaar om de mensen in de chique Parijse wijk Saint-Germain-des-Prés (een soort grachtengordel, maar dan met veel jazz) een lesje te leren. Weg met de elite, en dus: Weg met Fillon, die namens de Parijse wijk in het Franse parlement zit.
Fillon richtte zich vooral op economische onderwerpen terwijl Copé zich opwierp als de man van het ‘droite décomplexée’ (no-nonsens rechts). Zo vond Copé dat rechtse politici hun partijbureaus uit moesten komen om te demonstreren tegen het voornemen van president Hollande om het homohuwelijk te legaliseren, desnoods zij aan zij met het uiterst rechtse Front National van Marine Le Pen. Tegenover Fillon positioneerde Copé zich als de man van de straat. Om te bewijzen dat hij eerder streetwise dan bookwise was beklaagde hij zich er in een toespraak over dat kwajongens in de voorsteden kinderen bij het verlaten van de school hun pain-au-chocolat afpakken, omdat het ramadan is. Scheidslijnen dus in stijl en politieke ervaring, maar ook wat betreft de vraag wat nu belangrijker is: geld, of identiteit?
Fraude en verzoening?
En toen kwam de verkiezingsdag, 18 november. Waar kwamen de geruchten van op handen zijnde fraude ineens vandaan? Misschien was het omdat in een land dat wordt geteisterd door fraudeschandalen die verdenking nooit ver weg is. Misschien was het omdat sommige UMP’ers vonden dat zodra beide kampen fraude plegen, die fraude legaal is. Aldus het hoofd van een Parijs’ stembureau over het inleveren van teveel volmachten per persoon. Hoe het ook zij, beide kampen hadden hun waarnemers naar verkiezingsbureaus gestuurd. Op de verkiezingsdag bleek de strijd too close to call en beide kandidaten eisten aan het eind van de avond de overwinning op.
Het kostte de verkiezingscommissie vervolgens een extra dag van tellen en hertellen, bemiddelen en luisteren naar de kandidaten en campagneteams die in een slapeloze koortsdroom het partijbureau in- en uitliepen. Aan het eind van de avond kwam dan de uitslag: Jean-François Copé won de leidersschapsstrijd met 98 stemmen verschil.
Daarop stelde Fillon de procedures aan de kaak, en sprak hij van een morele en politieke kloof binnen de UMP. Die kloof leek hij te willen dichten door de stemmen van overzeese gebieden als Réunion en de eilandjes Wallis et Fotuna mee te laten tellen. Want ook daar woonden volgens Fillon UMP’ers. Na een mislukte verzoeningspoging van partijvader Alain Juppé, na een hertelling van de stemmen door de commissie van beroep, na het weglopen van Fillon bij die commissie van beroep, kwam uiteindelijk het nieuwe oordeel: Copé had de strijd gewonnen, dit keer met een goede 1900 stemmen verschil.
Geen Lula of Obama
Verdachtmakingen, commissie op commissie, wat zegt dit strubbelige verloop van een interne partijverkiezing over de Franse democratie en over de rechtse beweging in Frankrijk? Volgens filosoof Jean-Claude Monod (Le Monde, 1 december) blijkt uit de strijd de ideologische crisis bij rechts: kon Sarkozy nog een cocktail van neoliberale economische politiek, nationale identiteit en republikeinse waarden waarborgen, na zijn vertrek werden de talloze stromingen binnen de Union ineens zichtbaar. Bovendien ontbreken charismatische leiders. Er is geen generaal De Gaulle met een militair aura, geen profeet. Er is geen Lula of Obama, mannen die de sociale misstanden en onrecht persoonlijk kennen en die aan een politieke strategie kunnen koppelen. Dit komt volgens Monod door de geslote Franse politieke kaste, waar politici worden opgeleid op een handjevol exclusieve grandes écoles. Omdat een politicus deel uitmaakt van die gesloten elite, daardoor niet meer weet waarom hij de politiek inging, lijkt machtsbehoud nog het enige belang van een politicus te zijn. En in een machtsstrijd betekent dat geweld om het geweld. Deze machtspolitiek wordt vaak aangeduid als bonapartisme, naar de kleine generaal die aan het eind van de Franse Revolutie alle macht naar zich toetrok en ter bescherming van de democratische revolutie, een dictatuur stichtte. Bonapartisme vandaag betekent het geloof in een elite, een sterke leider, die republikeinse waarden als gelijkheid, vrijheid en democratie waarborgt.
De bezorgdheid van Monod zal zeker gevoed zijn door het schimmige verloop van de leidersschapsstrijd. Zo is het schimmig dat een verzoeningscommissie stemmen moest hertellen, dat de verkiezingscommissie haar handen ervan af had getrokken en bovendien zei dat de organisatie van de UMP ‘gewoon niet bestand is om een dergelijke verkiezing te organiseren’. Nog schimmiger is, dat als het verkiezingsresultaat zo wordt bestreden de documenten met uitslagen niet worden vrijgegeven.
Dat vond ook verliezer Fillon. De oud-premier stuurde heuse deurwaarders naar het partijbureau. Maar ook zij kregen de stukken niet te zien. En kon Fillon geen leider worden van het UMP, dan maar van zijn eigen parlementaire groep, de R-UMP (Rassemblement-UMP, ‘Voor de Eenheid van de UMP’). En daarmee was de door hem op de verkiezingsdag aangekondigde kloof een feit.
Een bende jagers
Volgens journalist Jean-François Kahn lijkt de harde machtsstrijd alles met het ‘droite décomplexée’ van Copé te maken te hebben. Zo vraag hij zich in Le HuffingtonPost (30 november) af wat dat ‘droite décomplexée’ nu eigenlijk betekent.
“Het gauche décomplexée is het links dat nergens spijt van heeft, niets van de terreur, van het maoïsme en niet van het Stalinisme. Dan is het droite décomplexée een rechts dat evenmin ergens spijt van heeft. Niet van het pétainisme (De Franse maarschalk Pétain leidde het zuiden van Frankrijk in collaboratie met nazi-Duitsland, WvE), niet van kolonialisme of monarchisme.”
Rechts heeft de neiging tot sterk autoritair gedrag, zo lijkt Kahn te willen zeggen. Hiermee leek de strijd te gaan om wie de sterke leider van de bende jagers is, waarmee we terug zijn bij een ander leiderschapsidee van Monod.
Inmiddels leek van één bende jagers van Franse conservatieven geen sprake meer. Kranten spraken van ‘implosie bij het UMP’. De marginale centrumpartij UDI nodigde UMP’ers uit zich bij hen aan te sluiten, en het uiterst rechtse Front National was vastberaden dat de aanhangers van de ongecompliceerde Copé zich beter bij Le Pen konden aansluiten dan bij de partij zonder leider te blijven. En terwijl Fillon en Copé vechten om een kadaver, gaat de enig overgebleven natuurlijke leider ermee vandoor: Nicolas Sarkozy. Geschrokken dat zijn partij na zijn vertrek zo beschadigd raakte raadde Sarkozy Fillon en Copé aan een herstemming te organiseren. Copé en Fillon wilden wel, maar voor Copé was het voorwaarde dat Fillon de oprichting van zijn eigen Kamerfractie stop zou zetten. Dat deed Fillon niet, en dus verklaarde Copé dat hij de leiderschapsstrijd voorgoed had gewonnen. Sarkozy kwam vervolgen (afgelopen vrijdag) met een ultimatum: Copé moet instemmen met herhaling van de verkiezingen en Fillon moet zijn plannen een eigen fractie op te zetten stopzetten. Dit alles voor dinsdag, anders zou Sarkozy beide mannen diskwalificeren voor het leiderschap.
Bonapartisme
Of het Copé en Fillon lukt om hun strijdbijl te begraven zal vandaag of morgen moeten blijken. Hoe dan ook is het maar de vraag of de twee wel verzoening willen en niet gewoon hun grootste rivaal voor de Franse presidentsverkiezingen van 2017 in een zo vroeg mogelijk stadium willen verslinden.
De strijd Fillon-Copé doet namelijk sterk denken aan de strijd tussen twee andere conservatieven, ruim zeventien jaar geleden. Toen was minister-president Balladur de officiële kandidaat om na vijftien jaar socialistisch bewind de socialisten uit het Elysée te verdrijven. Jacques Chirac, de burgemeester van Parijs, wilde ook wel in het presidentieel paleis wonen en deed als outsider aan de verkiezingen mee. Beide mannen behoorden tot dezelfde politieke familie, en beiden werden door zulke sterke persoonlijke ambities gedreven dat ze hun campagne financierde door frauduleuze praktijken. Balladur, naar verluid door illegale wapenverkopen, en Chirac door uit de gemeentekas campagnemedewerkers te betalen. Uiteindelijk won Chirac de verkiezingen, en werden onder zijn presidentschap de rechtse stromingen verenigd in het UMP. Chirac, hoewel voor zijn gesjoemel van 1995 veroordeeld tot twee jaar voorwaardelijk, werd vorige week tachtig jaar oud en ondanks alles herinnerd als een verzoenende vader des vaderlands. Copé en Fillon zullen dus ook niet bang zijn bestraft te worden voor hun gesjoemel: het bonapartisme lijkt geaccepteerd te worden door de Franse kiezer.
De laatste episode van het ‘feuilleton UMP’ lijkt deze week in te gaan. Fillon heeft gistermiddag aangegeven toch weer met Copé om de tafel te willen. Of de twee eruit komen, of de centrumrechtse UDI, of het uiterst rechtse Front National profijt trekken uit de strijd op rechts zal nog moeten blijken. Wie weet ruikt Sarkozy zijn kans om als Napoleon die terugkeert uit ballingschap op het eiland Elba, in 2017 terug te keren aan het hoofd van de Franse staat.