Deze week zijn er geen verschuivingen in politieke voorkeur. Dit lijkt ongeveer de startpositie te worden voor Prinsjesdag (15 september) en de Algemene Beschouwingen.
Bij de Algemene Beschouwingen zullen we kunnen zien of een begroting met koopkrachtgroei voor alle groepen (de eerste keer dat dit zo is bij deze regering) een positief effect zal hebben op de –nu zwakke- electorale positie van de twee regeringspartijen.
Bij de vertrouwensscores van de fractievoorzitters valt op (pdf) dat voor de eerste keer Buma bovenaan staat. Hij is de fractievoorzitter die het bij kiezers van VVD, D66, PvdA en CDA samen het beste doet. Terwijl Pechtold, die doorgaans op de eerste plaats stond, bij de kiezers van de VVD het slechter doet.
Daarbij moet niet vergeten worden dat bij de laatste drie verkiezingen (in 2014 en 2015) het CDA steeds ongeveer 15 procent scoorde en daarbij de eerste of tweede partij was. Buma en het CDA zouden bij volgende verkiezingen wel eens een sleutelrol kunnen gaan spelen.
Als we kijken naar nieuwe voorstellen, dan zien we dat 33 procent van de Nederlanders voor een verlaging van de maximum snelheid naar 120 km is, en 57 procent tegen. Onder PvdA-kiezers uit 2012 is 58 procent voor.
41 procent is er voor dat de omroepen zich meer richten op educatie, informatie en cultuur en 53 procent tegen. Alleen onder kiezers van de VVD is er een (kleine) meerderheid. 29 procent is er voor dat programma’s die alleen amusement betreffen niet meer door de publieke omroep mogen worden uitgezonden.
Uit de antwoorden op de vraag over de positie van de omroepen valt op dat omroep Max van de ‘nieuwe’ omroepen bij het electoraat net zo populair is als de omroepen die al lang bestaan.