Cult

Proza: Chanson

18-12-2012 11:46

Op de Vismarkt stond een man te zingen. Hard. Ik had muziek aan, maar zijn stem versloeg de weemoedige klanken in mijn dopjes. Verwonderd zette ik mijn weeklagende Australiër op pauze en bleef ik staan om naar de galmende stem te luisteren. Hij stopte en lachte in zichzelf, doch om mij.

“Voor wie is deze serenade?” vroeg ik. Er volgde een “je ne comprends pas”. Vloeiend. “Je lacht anders wel als een Hollander.”
De semi-verontschuldigende grijns verdween en een peinzende blik verscheen. Met een accent dat deze regio niet rijk was, vertelde hij over hoe zijn ouders hem wat zinnen hadden laten leren in het Frans, waaronder deze. Hij moest ze net zo lang herhalen tot ze net zo goed uit Sartres mond hadden kunnen vloeien. “Dat zou handig zijn in benepen situaties. Tot nu toe was het dat.”
“Wat is er zo benepen, dan?”
“Het feit dat ik je het antwoord schuldig wil blijven. Zodra ik het vertel, zal ik me hier thuis beginnen te voelen. Ik houd mijn liefde graag op afstand.”
Ik vertelde hoe ik mijn straat sinds een tijdje alleen nog in schemering of donkerder zag. Het daglicht had me altijd op andere plaatsen nodig; zo eindigde ik altijd rommelend met mijn sleutelbos in het donker. En vervolgens neerzijgend tegen de verwarming.
“Lamlendig.”
“Nee.”
Ik glimlachte.
Hij vertelde iets over zijn hond, hoe die in de vorige stad op het vorige plein achtergebleven was. “Niet verbazingwekkend,” zei hij al naar de grond starend, “Hij keek vaker achterom dan vooruit. Ik moest takjes van de grond pakken en ze voor zijn neus houden om hem nog te interesseren voor onze tocht. Wist je dat er steeds minder bomen in de stad zijn? Het werd steeds moeilijker. Bovendien…-”
Hij zweeg. Een huilende vrouw met een lege, ouderwetse kinderwagen liep langs. Zo stonden wij een paar minuten naast elkaar. Mijn vingers werden koud, ik begon te schuifelen.
“Bovendien is mijn rug niet wat het geweest is,” mompelde hij. “Ga maar. Ik zie dat je het koud hebt.” Ik paste mijn houding aan, maar bleef toch staan. We keken elkaar vragend aan.
“Mijn lied is voor de plek waar ik niet geboren ben en waar ik ook nooit dood gevonden zal worden.”