Een camjo, zo noemt ze zich. Mijn levenspartner. Ze trekt met haar camcorder door de wereld en maakt filmpjes. Interviews. Straatbeelden. Landschappen. Idiote of ontroerende taferelen. Ze legt de wereld vast. “Kijk”, zegt ze gisteravond tegen me. “Ik heb een film van Ed van der Elsken, en hij deed hetzelfde al in 1983”. En ze schuift een DVD van de te jong overleden fotograaf-filmer in de slede en drukt op start. We landen in het Amsterdam van 1983.
Bonte mensen, overal. Vreemde vogels. Freaks. Veel opgestoken middelvingers. Punkers. Leren jacks met opruiende teksten en kleurige plaatjes van draken, fantomen en ban-de-bom. Haardrachten van alle stijlen en kleuren, van strak kort tot suikerspinachtig opgebold. Hippies en Bhagwanisten. Een jonge Fabiola met lichtblauw plastic omwikkeld die trots de lens inkijkt. Festival of Fools. Meiden in sexy rokjes en losse bloesjes. Geen beha’s. Ineens Ischa Meijer die langs komt wandelen en penetrant de lens inkijkt. Muurschilderingen, grafitti, muziek, overal. En het Waterlooplein dat een enorme janboel is wegens de stopera. Een lekkere puinhoop, dat Amsterdam van 1983.
City of Freedom.
Zet die stad naast het Amsterdam van 2013. Dertig jaar later. Door de stad fietsend vanmorgen let ik er extra op. OK, het is november, die factor neem ik mee. Maar toch. De grondtoon van de kleding is iets tussen donkerbruin en jeansblauw. Felle kleuren afwezig. De gemiddelde haardracht is schoonfamilie-netjes. Geen graffiti, geen schilderingen op muren, geen opvallende kunst. Alles braaf, netjes, ingepakt en beheerst. En iedereen is koopjes aan het jagen, winkel in-winkel-uit.
Wat is er gebeurd in die dertig jaar? “Ik ga het uitzoeken, ik zet de beelden naast elkaar!”, roept mijn vriendin enthousiast. Ik ook. Maar ik schakel op de overpeinzing-modus. Ieder zijn eigen ding.
Is het de crisis? Nee, die kan je niet overal de schuld van geven. Die ontstond trouwens pas in 2007-2008. Toen was de stad allang getemd en opgeschoond..
Wat dan? Ergens begin jaren ‘90 kwam de kentering. Onaangepastheid stierf weg, was geen norm meer. Aanpassing en meegaan met de stroom werd het devies. De jup kwam op. Het snelle geld. De uitgekiende jongen met de Saab-Cabrio onder de kont. Geld verdienen werd het nieuwe ideaal. Succes in business. Ik herinner me nog de schok die ik voelde toen een HP-verslaggever ergens in de jaren negentig aan een jonge vent vroeg wat zijn ideaal in het leven was. “Een dikke BMW”, antwoordde de jongen. Bloedserieus.
Laat ik eens verder denken. Waar waren ze in die vroege jaren 90, de actievoerders en grote monden van de jaren 60 en 70? De CPN-ers, Paradoxers, Pacifistisch-Socialisten en Maagdenhuisbezetters? Ze maakten carrière. De een werd wethouder, de ander directeur, de derde minister en de vierde goedbetaald journalist. De subsidiepot van de overheid was onontbeerlijk en onuitputtelijk. De ene bloeiende stichting volgde op de andere. De babyboom-generatie werd ingepakt in goudpapier, en ze viel volledig in de valkuil van de door haarzelf uitgevonden term: repressieve tolerantie. Vrijheid OK, maar niet te veel en niet te vergaand, want dat kan je centen gaan kosten.
De jongeren dan in die jaren? Behalve de dure BMW als het hoogste ideaal leek voor hen het tijdperk van protest en bonte eigengereidheid een afgesloten hoofdstuk te zijn. Ouderwets en passé. Zuipen, eten, autorijden, luxereizen en mooie spullen. Dat is toch veel en veel boeiender dan in een oude spijkerbroek te gaan zitten hummen op het strand van Goa! Wat nou kraken, zwerven, blowen, straattheater of kunstenaarsbestaan. Bij de bank gaan werken en aandelen traden, polissen verkopen tegen lijvige bonussen of makelaar worden. Of sjieke advocaat. Ze stonden eager in de rij en de bekende kantoren en bureaus huurden luxe-touringcars en vliegtuigen af om de solliciterende jupo’s (young potentials) met tientallen tegelijk naar Ibiza te vliegen voor een weekendje corporate levelling in een dure strandtent.
De jaren negentig roken naar geld, heel veel geld. Zo gingen we de nieuwe eeuw in.
Cynisme? Nee. Ik constateer slechts een feitelijke omwenteling van grote proportie in die jaren. Een definitieve breuk met de jaren zestig en zeventig van de 20ste eeuw. De banken bloeiden, de huizenmarkt piekte, autoverkopen rezen de pan uit, de reisbranch maakte giga-omzetten. Geld was overal en altijd aanwezig, in grote mate, zowel fysiek als virtueel. Het was de tijd van de lepe “financiële producten”, de aandelen-lease-constructies en de woekerpolissen. De tijd van champagne drinken.
Maar het werd saai in de stad. De koopgoot kwam in zwang. De Kalverstraat werd heringericht. De massaconsumptie sloeg toe. Eerst lenen, dan kopen, en dan weer lenen. Het merendeel van de volwassen bevolking ging de nieuwe eeuw in met een forse schuld op de schouder. Totdat na 2007 de bel uiteenspatte en via ABN-Amro, ING, Bouwfonds, Ice-Save en Dirk Scheringa de harde werkelijkheid begon door te dringen. De prooi. De bouwfraude. De bonussen. De faillissementen en de uithuiszettingen. Opnieuw een omwenteling. Dit keer richting verpaupering en wanhoop, vooral voor de gemiddelde man.
En zo zijn we in 2013 aanbeland. Wat nu, Rutte? Naar mijn smaak kan er maar één richting overblijven om “de crisis” te transformeren. Massaal ophouden met meedoen aan het destructieve spel van de neo-liberalen. De eigenheid weer opzoeken. Kiezen voor jezelf, voor de kwaliteit van je leven. De afgedwongen overconsumptie loslaten. Uit de onechtheid stappen. Zoiets. Word een trots individu en ga je eigen weg, hoe ouderwets dit ook moge klinken.
De gouden bel is uiteengespat, de champagne is op en we zitten als verdwaasden tussen de puinhopen van een mislukkende welvaartsstaat.
Tijd voor iets nieuws dus.