Column

Feuilleton: The Ana-files (36)

07-05-2010 10:10

Maandagochtend, kwart voor negen. Na een lang weekend vrij is het nu nog uitgestorven op kantoor. Ongetwijfeld stilte voor de storm, zeker voor mij. De afgelopen nachten heb ik nauwelijks geslapen. Mijn hart bonkt in mijn keel, het zweet staat in mijn handen en ik heb het ijskoud. Nerveus lik ik over mijn droge lippen. Dit is de maandag waarop het moet gebeuren. Dit is de maandag waarop ik ga vertellen dat het niet meer gaat.

Laatste strohalm
Na de uitgebreide gesprekken met bedrijfsarts en therapeuten zou dat eigenlijk een peulenschil moeten zijn. Alles is immers uitgebreid besproken, bediscussieerd en behandeld. Maar toch voelt het niet zo. Naast mijn sociale leven, is mijn baan de laatste strohalm die ik heb. Het laatste restje ‘normaal leven’. En dus klamp ik me daar wanhopig aan vast.

Het laatste gesprek in de kliniek heeft echter duidelijk gemaakt dat ik weinig meer te kiezen heb. Wil ik in therapie, dan moet ik mijn werkuren terugbrengen naar zestien uur per week. Dat zijn twee dagen. Maximaal. ‘Want’, zo legden ze me uit, ‘naast verplichte aanwezigheid bij alle sessies – alleen een overlijden is voldoende excuus om af te zeggen – wordt er ook nogal wat zelfstudie en huiswerk van je verwacht. Daarnaast is de therapie dermate belastend dat het eigenlijk onhaalbaar is om meer dan twee dagen te blijven werken. En dus is het verboden.’

Daar heb ik weinig tegen in te brengen. Natuurlijk, ik zou kunnen zeggen dat ik in dat geval afzie van de hele behandeling. Maar daar heb ik uiteindelijk alleen mezelf mee. Ik ben klaar met vluchten. Het is mooi geweest. En dus zit ik nu nagelbijtend achter mijn bureau te wachten totdat mijn leidinggevende is gearriveerd. Ik ben gisteren expres vroeg naar bed gegaan om de kans op gênante huilbuien zo veel mogelijk te verkleinen. Nu moet het gebeuren.

Biecht
Als ze eindelijk het kantoor binnen, grijp ik direct mijn kans en loop achter haar aan naar binnen. ‘Heb je even tijd om te praten?’ vraag ik. Terwijl ze knikt ga ik in één adem verder, voordat ik niet meer durf. ‘Het gaat niet zo goed met me,’ biecht ik op. ‘Ik kom op deze manier niet verder. Natuurlijk, ik heb het afgelopen jaar wel vooruitgang geboekt, maar lang niet voldoende. En dat gaat op deze manier ook niet gebeuren. Dus dat betekent meer therapie. En minder werken.’

Direct barst ik alsnog in snikken uit. En schaam me dood. Maar van de overkant van de tafel krijg ik een bemoedigende glimlach toegeworpen. ‘Dat is heel naar,’ zegt mijn leidinggevende vriendelijk. ‘Je bent nu zeker bang dat we je nu weg gaan doen? Daar hoef je je helemaal geen zorgen over te maken. We zijn heel tevreden. En waarom denk je toch dat je alles alleen moet doen? Dat is namelijk helemaal nergens voor nodig. Je hebt het lang genoeg volgehouden. Richt jij je nou maar volledig op beter worden.’

Opgelucht leun ik achterover. Dat viel mee. Zoals het laatste jaar eigenlijk alles waarover ik me opwond uiteindelijk nogal mee bleek te vallen. Als ik dat niet steeds zou vergeten, zou me een hoop stress bespaard blijven. Het uur daarna bespreken we de zakelijke en persoonlijke consequenties. Zoals het feit dat het inmiddels tijd wordt de collega’s op de hoogte te stellen van mijn ‘buitenschoolse activiteiten’. Dat zijn weer vijftien mensen aan wie ik me bloot moet geven. Maar ook weer vijftien mensen tegen wie ik niet langer hoef te liegen.

Mijn anorexia is misschien niet meer alleen van mij. Maar ik ben ook niet meer alleen van mijn anorexia.

Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.