“Welkom bij Telegraaf Vandaag, vandaag met de hoofdredacteur van de Telegraaf, Paul Jansen. Ja Paul, we hebben nieuws!” Pim Sedee begint enthousiast aan zijn gesprekje met Paul Jansen. Wat is het nieuws? Paul meldt: “De Telegraaf wil de documentaire Jesse kopen. Nu die door BNN-VARA niet meer wordt uitgezonden is het een goed moment, ook vanwege de ophef die is ontstaan, om de kijker mee te nemen: waar gaat dit nou precies over?” Echt enthousiast klinkt Paul niet. Zou hij bang zijn voor de kritische vragen van interviewer Pim?
“Wij zullen hem duidelijk kwalificeren als propagandafilm en niet zomaar als een documentaire,” doceert Paul. Er volgt een handgebaar om zijn woorden kracht bij te zetten. Pim is gelukkig een kritische journalist die de boel op scherp zet: de kritiek op de film was dat een omroep geen propagandafilm moet aankopen, weet hij. Waarom “doen wij van de Telegraaf” dat dan wel, wil hij weten. Paul begint te ratelen over gemeenschapsgeld en dat hij al het ruwe materiaal van de film wil, zodat De Telegraaf een selectie kan maken. Zo wordt volgens Paul “het hele verhaal eromheen” verteld.
Paul: “Zo [kan] de kijker gewoon zelf de balans opmaken of hier nou zorgvuldig mee was omgesprongen.” In plaats van te vragen of de selectie van De Telegraaf niet even voorspelbaar is als die van GroenLinks of BNNVARA, begint interviewer Pim begrijpend te knikken. Hij vindt het ook heel jammer dat de documentaire misschien niet bekeken kan worden en de kijkers geen afweging kunnen maken of het om propaganda gaat. Daar is Paul het dan ook roerend mee eens. “Je moet wel het hele verhaal kunnen vertellen. En daar was natuurlijk ook twijfel over gezien de voorgeschiedenis.”
De Telegraaf-poging Jesse aan te kopen was vrijwel meteen mislukt, maar toch leren we iets van dit gesprek. Wat was ook alweer het probleem van de documentaire c.q. propagandafilm over Klaver? Juist, dat documentairemaker Joey Boink in dienst was van GroenLinks ten tijde van de verkiezingscampagne. Daarom zijn er vragen over zijn onafhankelijkheid. Hij stond zijn baas te filmen. Dezelfde situatie als dat Pim Sedee zijn chef interviewt.
Deze treffende overeenkomst is Pim en Paul niet eens opgevallen. Ze zijn niet de enigen die moeite hebben met de term “onafhankelijkheid”. Bijna iedereen die zijn mond vol heeft over het gebrek aan onafhankelijkheid van documentairemaker Boink moet hoognodig eens in de spiegel kijken. Als Boink niet onafhankelijk was tijdens de totstandkoming van zijn documentaire en er twijfels bestaan of hij geen dikke vriendjes is met Jesse Klaver, kan hij bijna iedereen in de wereld van politiek en media een hand geven. Boink heeft weleens gesport met Klaver, parlementaire journalisten borrelen minstens wekelijks met de mensen wiens werk ze verslaan. Tja.
Hoe komen journalisten in Den Haag aan hun verhalen? Politici lekken de begroting of formatienotities alleen aan journalisten met wie ze een goede band hebben. Die komen vreemd genoeg nooit op het bureau van GeenStijl terecht. Persoonlijke relaties zijn essentieel en niemand is daar transparant over. Politici willen niet dat bekend wordt wie gelekt heeft. Parlementaire journalisten werken daar graag aan mee want anders krijgen ze geen enkel primeurtje. Dat is nooit een reden voor vragen over de onafhankelijkheid van deze journalistiek terwijl de werkwijze extreem schimmig is. Niemand ziet een probleem.
Dagelijks vinden ook schimmige onderhandelingen plaats wie er in talkshows als Jinek en Pauw mag plaatsnemen. Dat gaat over vriendjes en netwerken waar nooit transparantie over is. Het recentste voorbeeld is Zomergasten. Janine Abbring interviewde zondag Claudia de Breij. Je zou verwachten dat er sprake is van “een waardevrij, objectief, journalistiek product”, zoals de NPO kennelijk voorstaat, maar bij Zomergasten zagen een half miljoen kijkers “goede bekenden” met elkaar keuvelen. Dat wist men vooraf bij de VPRO natuurlijk ook wel, maar niemand zeurde over de onafhankelijkheid van Abbring. Waarom eigenlijk niet?
Zo stuiten we op een paradox: de maker van de Jesse-film is niet onafhankelijk, maar wel het toonbeeld van transparantie: hij meldde aan BNNVARA dat hij in dienst was geweest bij GroenLinks en onder welke omstandigheden de film was gemaakt. Op basis daarvan kan iedereen een inschatting maken van de waarde van deze film. Precies zoals het hoort. Je kunt de aanvankelijke beslissing van BNNVARA om deze film aan te kopen bekritiseren, maar Boink was transparanter en dus ook controleerbaarder dan vrijwel iedere journalist die dagelijks met politici werkt. Die zeggen nooit iets over de totstandkoming van hun werk.
Laten we afspreken dat iedereen die klaagt over de onafhankelijkheid van Boink, voortaan even transparant is als hij.