Afgelopen week was de nieuwjaarsreceptie van D66 Amsterdam Oost. Het was meteen een rare gewaarwording: waarom bestaat er een D66-afdeling Amsterdam Oost als Amsterdam Oost helemaal geen bestuurslaag is? Om dit te begrijpen moeten we terug in de tijd. Jaren geleden was Amsterdam Oost wél een bestuurslaag. Amsterdam was opgedeeld in stadsdelen met een soort mini-gemeenteraad met eigen bevoegdheden: de stadsdeelraad. Er ontstonden in die stadsdelen – die vaak groter waren dan een normale gemeente – eigen partijafdelingen.
Zo ontstond ook D66 Amsterdam Oost. De afdeling had een functie: de stadsdeelraad nam echte beslissingen en dus maakte het uit wie er in die raad zaten. En dus had D66 Amsterdam Oost een eigen bestuur, eigen vergaderingen en een eigen nieuwjaarsborrel. Inmiddels is de wereld veranderd: door een ingreep vanuit Den Haag werden de stadsdeelraden afgeschaft. Er kwamen stadsdeelcommissies voor in de plaats. Dat was niet alleen een naamswijziging: de commissies hebben helemaal niets meer te zeggen en zijn nu pure adviesclubjes.
Zo werd Amsterdam de plek waar je kunt leren hoe bestuurslagen ontstaan en waarom ze nooit meer worden afgeschaft. Een hele bestuurslaag werd hier weggesneden, maar velen in Amsterdam doen nog steeds alsof dat nooit is gebeurd. De lokale subafdelingen zijn vaak gewoon blijven bestaan en de leden borrelen nog steeds met elkaar. Partijleden doen net alsof stadsdeelcommissies even belangrijk zijn als stadsdeelraden, maar dat is niet meer dan een vreemd toneelstukje.
Hoe belangrijk de stadsdeelcommissies echt zijn, begint een klein jaar na de invoering langzaam door te dringen. Mohamed Alkaduhimi schreef er een aardig stukje over. Hij was voorzitter van de commissie in Amsterdam Nieuw-West. In de eerste tien maanden leerde hij vooral dat de commissie nergens over gaat. Niet zo snugger eigenlijk, want dat had hij ook uit de verordening kunnen opmaken. Over voor de hand liggende thema’s als budget, huisvesting, parkeren en het dagelijks bestuur heeft de commissie niets te zeggen.
Alkaduhimi weet inmiddels waar een stadsdeelcommissie wél over gaat: over de eigen werkwijze. Daar zijn ze bij D66 Amsterdam Oost inmiddels ook achter. Ook in Oost heeft de stadsdeelcommissie de eigen werkwijze geëvalueerd. Ze zijn er best tevreden met zichzelf. Vreemd, want er is niet echt veel bereikt. Een D66-stadsdeelcommissielid kan bij de nieuwjaarsborrel maar één prestatie noemen: een verzamelpunt voor afval is door de inbreng van de commissie verplaatst. In Amsterdam Zuid zijn ook nauwelijks resultaten te noteren: GroenLinks meldt trots dat er een nieuwe oversteekplaats aan de Van Leijenberghlaan is gekomen.
De stadsdelen stelden als bestuursniveau vroeger iets voor, maar die tijd is voorbij. Toch weerhoudt dit politieke partijen er niet van te doen alsof de stadsdelen nog steeds relevant zijn. Het meest opvallend is het totale gebrek aan schaamte over al deze onzin. Een online krantje uit Amsterdam Oost vraagt een stadsdeelcommissielid ‘wat hij gerealiseerd wil hebben’. Al snel gaat het over allerlei thema’s waar de stadsdeelcommissie helemaal niets over te zeggen heeft, wat door hetzelfde stadsdeelcommissielid eigenlijk nog wordt erkend ook.
In Amsterdam moesten de oude stadsdeelraden wijken door een ingreep uit politiek Den Haag. Volksvertegenwoordigers werden adviseurs naar wie niemand hoeft te luisteren en die werk doen wat ook al door ambtenaren wordt gedaan. Niemand heeft enige interesse in deze advieslaag, zelfs betrokken burgers niet, die langzaamaan ook wel zullen begrijpen dat ze bij de gemeenteraad moeten zijn en niet bij mensen die vrijblijvende adviesjes schrijven. Je zou zo langzaamaan denken: schaf die zinloze commissies gewoon af.
Het probleem is: dat kan niet. Iedereen weet dat deze advieslaag onzinnig en overbodig is, maar als je dit soort commissies afschaft, lijkt het alsof je burgers mogelijkheden tot invloed ontneemt. Het Amsterdamse collegeakkoord heeft het immers over democratisering, dus dan kun je geen commissies afschaffen die de burger een stem moeten geven. Dat ze dat in de praktijk niet doen, maakt daarbij niet uit. Zolang deze commissies bestaan lijkt het immers alsof burgers wél iets te zeggen hebben. Dit toneelspel is dus nog lang niet ten einde.