Deze week was er een drukbezochte bijeenkomst in het Rotterdamse debatcentrum Arminius. De Rotterdamse politiek verslaggever Mark Hoogstad presenteerde hier zijn boek Rotterdam: stad van twee snelheden. Een mooi moment voor een boek over de Rotterdamse gemeentepolitiek. Het is immers een maand voor de gemeenteraadsverkiezingen. Hoewel de bijeenkomst grotendeels een boekpresentatie was, had de bijeenkomst ook wel iets weg van een verkiezingsdebat. Politici van vrijwel alle partijen zaten op het podium, overigens zonder al te veel te zeggen.
Waar zou een bijeenkomst over Rotterdamse politiek over moeten gaan? Op de muur werd het boek geprojecteerd. De omslag is veelzeggend: een jongen met een tas van Dirk van den Broek staat op metrostation Rijnhaven – in Rotterdam Zuid – en kijkt naar de moderne torens in het centrum en op de Kop van Zuid. Dit beeld vangt de Rotterdamse werkelijkheid perfect: aan de ene kant is Rotterdam mooi, modern en hip met cultuur en moderne architectuur, maar Rotterdam is ook een stad van arme burgers met weinig perspectief.
Een serieus debat over dit indringende en zich al jaren voortslepende thema kwam er in Arminius niet. Er werd deze avond over allerlei thema’s gepraat, maar niet over hoe het arme Rotterdam zich gaat optrekken aan het rijke deel en wat de rol van de gemeente daarin is of zou moeten of kunnen zijn. Hier kwam men niet verder dan de opmerking dat het huidige college voor de happy few is. Er werd door wat aanwezigen gezegd dat er meer geld naar Zuid moet gaan. Maar geld gaat daar al heel lang heen en dat heeft maar weinig opgelost.
Het enige eerlijke antwoord op de vraag wat hieraan gedaan moet worden is dat Rotterdam Zuid nog lang niet uit de problemen is, wat de nieuwe gemeenteraad ook doet. Of men het nou wil oplossen met meer geld of door strengere integratie-eisen: de effectiviteit van het beleid is verre van gegarandeerd en het werkt allemaal hooguit op de zeer lange termijn. Maar in Rotterdam zei geen politicus in Arminius iets wat in die richting ging.
In Amsterdam gaat het net zo. In De Balie debatteerden de landelijke partijleiders twee weken geleden over Amsterdamse problemen. Het ging over de naam van de Coentunnel, investeren in het openbaar vervoer en het verschil tussen bewoners van steden en van het platteland. Slechts mondjesmaat kwam het grootste probleem in Amsterdam aan bod: hoe moet het verder met de woningmarkt? Er was een stelling over voorrang voor Amsterdammers bij de toedeling van huizen.
Of je nou zo’n voorrangssysteem invoert of niet, en of je nou meer of minder sociale huurwoningen verkoopt: Amsterdam is voor veel mensen gewoon veel te duur. Alle plannen voor extreem dure ‘middenhuur’ ten spijt: middeninkomens worden de stad uitgedreven. Koophuizen zijn niet meer te betalen en dus maken gezinnen zich zo snel mogelijk uit de voeten naar Almere of elders.
Wat moet de Amsterdamse gemeentepolitiek aan de woningmarkt doen? Het enige eerlijke antwoord is dat maatregelen weinig zullen uithalen. Een beetje AirBNB aanpakken, een beetje meer bijbouwen en wat meer regels stellen. Heel erg veel gaat dat allemaal niet uitmaken, maar in De Balie durfde geen politicus die harde waarheid te erkennen.
Hetzelfde fenomeen zien we in de provincie. Onlangs debatteerden de Helderse lijsttrekkers over ouderen-thema’s. Er is in Den Helder sprake van bevolkingskrimp en vergrijzing. Lees: er zijn te veel woningen en er is veel behoefte aan specifieke huisvesting voor senioren. Dat was dus ook de teneur van het debat: lijsttrekkers wilden allemaal meer seniorenwoningen want dat is waar de Helderse ouderen op zitten te wachten. En nu ze toch voor Sinterklaas aan het spelen waren, wilden de lijsttrekkers ook graag betere zorg.
Het probleem laat zich raden: er is in Den Helder al een woningoverschot. Het is dus niet zo waarschijnlijk dat de gemeente grote hoeveelheden seniorenwoningen gaat bouwen zodat de totale woningvoorraad nog groter wordt. Als de landelijk vastgestelde zorgbudgetten alleen maar dalen, kan Den Helder niet of nauwelijks investeren in zorg, zeker niet als de gemeente ook nog van plan is honderden seniorenwoningen uit de grond te stampen.
Het hoogst haalbare voor Helderse ouderen is: in hun oude huis blijven wonen en dan hopen dat je een traplift krijgt. Maar de politici die dat eerlijke verhaal vertellen moeten in Den Helder nog gevonden worden.
Het probleem van de teloorgang van de lokale journalistiek is dat burgers steeds minder goed weten wat de gemeente doet en hoe die werkt. Minder kritische controle betekent dat politici ongecontroleerd kunnen roepen wat ze willen: weg met de kloof tussen arm en rijk in Rotterdam, eindelijk betaalbare woningen in Amsterdam en extra investeringen in de Helderse ouderen. Het zit er allemaal niet in, maar wie vertelt het de burger nog?
Dat is dus een tip voor de komende weken: bevraag politici op de grootste problemen in de gemeente en laat ze niet alleen zeggen welke doelen ze nastreven, maar vraag ze ook waarom het betreffende probleem nog steeds niet is opgelost. Als ze dan niet verder komen dan vingerwijzen, mooie beloften en het spelen van Sinterklaas, weet je zeker dat het de betreffende kandidaten aan eerlijkheid of realiteitszin ontbreekt. Of beide natuurlijk.