Column

Aan Peter Vandermeersch

05-10-2015 07:33

Peter Vandermeersch

Beste Peter,

Ik wil graag elke week een column in NRC Handelsblad. Om je te overtuigen van mijn kwaliteiten, heb ik een proefcolumn voor je gemaakt. Zou je die willen lezen?

In de zomer ontving ik op Twitter een berichtje van mijn jeugdheldin. De ex-politica had op aanraden van een andere ex-politica mijn boek gelezen en vond het erg mooi geschreven. Ik schreef terug: ‘Goeie grap!’

Vorige week liet zij weer van zich horen. Of ik mee wilde naar een zwemwedstrijd in Den Bosch. Haar chauffeur zou mij van huis oppikken. Als Erica Terpstra je dat vraagt, dan ga je mee, ongeacht wie of wat er op je zaterdag gepland staat.

Op de stoep voor mijn deur stond een Mercedes geparkeerd. Met een beetje zenuwachtige tred liep ik erheen. Zij zat niet in de auto. We moesten haar ophalen in Den Haag. Op de snelweg maakte de gloednieuwe auto een raar geluid, misschien was de band lek?

We belden aan, zij deed open. Het was alsof ik Terpstra al jaren kende. In feite was dat ook zo; avonden lang had ik vroeger met mijn vriendinnetje de dvd’tjes van haar publieke optredens stuk gekeken. Tot vervelens toe teruggespoeld, minutieus uit mijn hoofd geleerd en op straat en school nagespeeld. Politici en staatslieden waar ik dol op ben, die ik nooit ontmoet heb, reken ik tot mijn grootste vrienden.

Terpstra vertelde voor haar appartement: ‘Kom, ik geef je een rondleiding zodat je straks ook zo’n huis kan kopen als je echt succes hebt.’

Even later wisselde de chauffeur van auto, Terpstra gooide de sleutel, de chauffeur ving hem op. We stapten in een luxe SUV. Terwijl ik mijn gordel omdeed, vroeg ik: ‘Heb je een voorliefde voor drugsdealersauto’s?’ Zij antwoordde: ‘Ja, maar ze moeten wel hybride zijn.’

In een lege zwemhal trokken de zwemmers hun zwembroeken aan. Daarna oefenden ze terwijl ze hun armen en benen met supersonische snelheid en tomeloos veel kracht door het water sloegen. Ik stond op het ereschavot en plaste bijna in mijn broek van opwinding.

Na de schitterende wedstrijden wachtten de hardcore fans haar op in de foyer. Een mevrouw van de zwembond vertelde dat een drietal haar dolgraag wilde ontmoeten. Ze waren slechtziend. Zij vroeg hen: ‘Kunnen jullie helemaal niks zien?’ Ze antwoordden van niet. ‘Jammer, ik trek nu net mijn broek uit. Willen jullie trouwens wat drinken? Wijn? Bier? Of moeten jullie straks nog met de auto naar huis rijden?’

Eén van de drie, een jolige jongedame, sloeg haar zachtjes met haar blindengeleidestok op haar bovenbeen. Zij pakte de stok af, kneep haar ogen dicht en vroeg haar haar te leiden. Ze legde een hand op haar schouder terwijl zij op haar tenen tussen de tafels door trippelde en met de stok om zich heen zwaaide. De anderen sloten zich aan en tussen het gestiefel door keek Terpstra achter zich, en zei: ‘Zo is de polonaise dus ooit ontstaan. Door een stel slechtzienden!’

Daarna smeerden we hem en doken het nachtleven in. Is Twitter toch nog ergens goed voor geweest.

Zo, Peter, dat was ‘m.

Ik realiseer me dat ik een witte man van 53 ben en geen 24-jarige Nederlander van Marokkaanse afkomst die dankzij een puike club Prometheus-redacteuren te boek staat als schrijver van één roman. Ik hoop dat je daar doorheen kunt kijken en me uitsluitend op mijn kwaliteiten als columnist beoordeelt.

Groetjes!

JanD