Terrorisme werkt. Het dwingt daders, slachtoffers en de verdere omgeving om keuzes te maken. De vijand wordt duidelijker, de slachtoffers worden banger, en de maatschappij moet zich uitspreken. Antisemitische terreur is een aanslag op een maatschappij waarin Joden welkom zijn, net zoals de aanslag op Charlie Hebdo een aanslag is op de vrijheid van meningsuiting.
De kans dat er een nieuwe aanslag op Joden komt is gelijk aan één. Morgen, over een maand of over een paar jaar zal er ongetwijfeld weer een malloot iemand met een mes steken, een bom planten of schietend ergens naar binnen rennen. Na de schietpartijen in Toulouse en Montauban, Brussel en Parijs, een steekpartij in Antwerpen, stenen door ramen in Amersfoort, en talloze demonstraties waarbij wordt opgeroepen Joden te vermoorden is het gevoel van onveiligheid toegenomen, zal er zeker nog eentje volgen: in Amsterdam, Parijs, Boedapest, Vlaardingen of Leiden. Op een synagoge, een winkel, een rabbijn, iemand met een keppel of een groep kinderen.
De tragiek is dat terrorisme werkt. Het is waarschijnlijk het meest effectieve middel om politiek te beïnvloeden. Om te beginnen werkt het voor de daders en de groepen die hen voortbrengen zelf: er komt een duidelijke scheidslijn tussen meelopers, mensen die niet overtuigd zijn en mensen die het doel steunen. Zo creëer je meer saamhorigheid. Ten tweede ontstaat politieke chaos; het bredere publiek moet nu ook een keuze maken en dat is niet altijd even makkelijk; veel mensen zijn van nature geneigd om te vergoelijken of een terroristische aanslag als logisch onderdeel van hun eigen politieke agenda te zien, die daarmee weer eens bewezen wordt; dit zijn de mensen die armoede, verpaupering, de bezetting door Israël van Palestijnse gebieden of de Islam als oorzaak zien van de aanslag. Ten derde bij de mensen die (potentieel) doelwit zijn van terroristische aanslagen leidt het op zijn minst tot grotere voorzichtigheid, maar vaak tot angst: ben ik het volgende doelwit, of zijn mijn kinderen het? Ten slotte wordt duidelijk wie aan de kant staan van de mensen die het slachtoffer zijn van terrorisme, en wie niet.
Het Zionisme is aan het eind van de 19e eeuw uitgevonden als gevolg van het Europese antisemitisme. Met het ontstaan van de staat Israël is dat antisemitisme niet zomaar verdwenen. Ook niet door de Holocaust: de geschiedenis laat zien dat er voor antisemitisme geen Joden nodig zijn. Hoogstens is uit piëteit het verminderd geuit.
De geschiedenis laat ook zien (en de Tweede Wereldoorlog is daar niet het enige voorbeeld van) dat voor succesvolle uitvoering van genocide niet alleen efficiënt handelen van de agressor een voorwaarde is, maar vooral dat een meerderheid de andere kant op kijkt. Om met Edmund Burke te spreken: The only thing necessary for the triumph of evil is for good men to do nothing.
Na eeuwenlang antisemitisme bestaat het Joodse volk nog steeds, in tegenstelling tot de landen die geprobeerd hebben de Joden uit te roeien of te bekeren of ze het land uitgezet hebben. Van het Romeinse rijk tot Tsaristisch Rusland en het Derde Rijk; ze staan in de geschiedenisboeken bij de afdeling “verleden” terwijl als je om je heen kijkt Joden scholen hebben, synagoges, muziek maken, ruzie maken over theologische duiding en Israëlische politiek en zich beklagen over het Joods leiderschap. Kortom: business as usual, en de belangrijkste bijdrage die Joden kunnen leveren aan het overwinnen van de terreur is dan ook door Joods te leven: door tefillin te leggen, naar sjoel te gaan, aan liefdadigheid te geven, challes te bakken of door falafel te eten. Hoewel het ANP in 1945 voorspelde dat er in 1995 geen “echte Joden”meer in Nederland aanwezig zouden zijn (Veritas, 1 oktober 1945) , is er nog steeds echt Joods leven in Nederland, al is het met het kleine aantal actievelingen van een letterlijk gedecimeerde gemeenschap niet altijd even makkelijk.
Maar antisemitische terreur is niet alleen een aanval op Joden. Het is een aanval op een maatschappij waarin Joden welkom zijn. Het dwingt ook de omgeving om keuzes te maken: kijken, niet wegkijken; steunen of niet steunen; iets zeggen, of zwijgen. Het begint met het te benoemen: in Nederland hebben de Burgemeesters Aboutaleb, Van der Laan en Van Aartsen en Minister Asscher zich ingezet om gevoelens van onveiligheid bij de Joodse gemeenschap weg te nemen, maar het is op zijn minst opmerkelijk dat onze Minister-President in Buitenhof van 11 januari jl het telkens heeft over “de aanslag” in Parijs op “de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid”, en geen seconde refereert aan de slachtpartij in de Joodse supermarkt een dag daarvoor. Paul Witteman vraagt er ook niet naar. Ik vermoed dat er geen kwade opzet achter zit, maar slordig is het wel.
Politiek correct is te zeggen dat we moeten voorkomen dat in Nederland “groepen tegenover elkaar” gaan staan en dat er dialoog en onderwijs nodig is. Politiek correct geneuzel. Door dat te zeggen reduceer je het probleem tussen “waar twee vechten hebben twee schuld” en de oplossing tot het drinken van thee en praten over de verschillende gerechten die men eet. Het probleem is groter. Het is een aanval op onze manier van leven. Onderwijs en dialoog zijn dan ook zeker nodig, maar het begint ermee dat er keuzes gemaakt worden. Voor Joden om ook deze golf van antisemitisme te weerstaan en zoals we altijd gedaan hebben stenen te leggen op graven in plaats van bloemen; en voor anderen om zich uit te spreken en een keuze te maken voor een maatschappij waarin Joden, Moslims, tekenaars, humoristen, mensen met een afwijkend uiterlijk of mening welkom zijn, beschermd worden, en iets van hun leven kunnen maken.