‘Aardig en fatsoenlijk zijn voor elkaar’ is een schoffering van het individu

19-05-2017 11:52

Veel mensen kijken voor hun plezier horrorfilms, ik kijk graag documentaires over psychopaten, het interview met Richard ‘The Iceman‘ Kuklinski bijvoorbeeld of de serie ‘Making a Murderer’ waar de psychopaten aan ‘de goeie kant’ van het rechtssysteem stonden. Welke afgrond gaapt er onder mensen, dat fascineert me. Ik bewonder mensen die kunnen vloeken alsof de zon doorbreekt, wiens boosheid ik dan kan peilen, die hun tanden ontbloten aan de wereld, en op een onhandige maar tenminste zichtbare manier laten zien dat zij ook heus gevaarlijk zijn. Die daarmee de sluier van hun gemoed oplichten en mij alert maken, net zoals mijn gemoed soms breekt waar het te lang schuurt. Denk aan de scheldende automobilist die net ontslagen is, de vrouw die al schreeuwend haar overspelige man op straat zet, de burger die teleurgesteld in de politiek en genoeg van zijn onzichtbaarheid, “vies vuil wijf” naar Sylvana roept. Die hebben reden voor hun boosheid, maar geen platform of positie om hun gelijk op een ‘fatsoenlijke’ manier te halen. En zelfs als ze dat platform hadden, moeten wij allemaal -sinds die uitspraak– nu echt ‘beter gaan nadenken’, om anderen niet te kwetsen, zoals de rechtbank zegt? En wat is dan fatsoenlijk genoeg?

Fatsoenstucht

De rechtbank, het Openbaar Ministerie en iedereen die meedoet aan de fatsoenstucht zijn de enigen die beter zouden moeten nadenken. Mensen mogen namelijk gewoon onfatsoenlijk zijn, en anderen kwetsen, en niet omdat zij geen afstand willen nemen van hun boze aard maar omdat we allemaal zo zijn, en het – zeker met de dreiging van strafvervolging – de meest fatsoenlijken zullen zijn die door de fopfatsoenlijken zullen worden genaaid, excusez le mot. Want zelfbenoemde fatsoensrakkers, die hun tanden niet ontbloten maar hun gemoed verbergen, zullen de wettelijk tucht aangrijpen om anderen in een kwaad daglicht te stellen, vijanden op een laffe manier onschadelijk te maken, door klikken en kwets-theater. Door de boosheid van een ander via tirannieke toga’s te ontwijken hoeven ze hun voornaamste angst niet aan te gaan: zelfonderzoek. De rechtbank faciliteert dus lafheid. De hoogste vorm van onfatsoen wat mij betreft.

Dat fatsoen beoordelen bovendien nogal arbitrair is lijkt me duidelijk. Zijn woorden als ‘vies, lelijk wijf’ ook nog onfatsoenlijk als het gericht is tegen iemand die nog onfatsoenlijker is? Wie begon er? Hoe daarmee om te gaan? Of mag ik iemand die mijn huis leeghaalt en mijn kind slaat wél uitschelden? Wanneer is dat in ieder geval niet onfatsoenlijk? Gaat een rechter de mate van fatsoen bepalen in plaats van mijn eigen geweten? Ik hoop van niet. Maar de context zal onvermijdelijk een leidende rol gaan spelen, dus niet of iets onfatsoenlijk was, maar terecht onfatsoenlijk, en daarin steekt de tirannie, de willekeur van een overheid die mensen zo op voorhand al het zwijgen oplegt.

Bewijsdrang

Er zijn nog veel meer redenen waarom dit een slechte ontwikkeling is. Laat ik vooral ook dit zeggen: ik heb recht op het onfatsoen van de ander. Scheld mij uit voor ‘vies vuil wijf’, voor kankerhoer en racist –  en ik kan daarmee bepalen hoe ik niét wil zijn in de wereld. Als mensen sluwe jaknikkers worden en hun boosheid vergrendelen dan verdwijnt onze tussenruimte, waar we onderhandelen over de moraal, eerst met vuisten en woorden met spuug, dan met overeenstemming. Wat de rechtbank doet in de uitspraak van Sylvana is een schending van mijn individuele recht op onfatsoen en gekwetst worden. Er ontstonden in mijn leven juist mooie dingen doordat en nadat ik gekwetst werd, want daarmee kwam de bewijsdrang. Ik heb van dichtbij meegemaakt hoe de tirannie van fatsoen de dialoog (in een familie) kapotmaakt, hoe taal en boosheid als oorzaak van wrevel en problemen wordt gemaakt, in plaats van gedrag van mensen. Hoe de inhoud en waarheid op die manier kon worden vermeden en de agressie van de fopfatsoenlijken zich kon verharden. Ik weet hoe verstikkend dat is.

Dwingend, onderling fatsoen, gedicteerd door een familie, overheid of communis opinio, maakt mij op den duur bovendien onbevreesd voor het donker, en voor wie denkt dat dat goed, dat is het niet. Het is slecht en gevaarlijk, het sust mijn alertheid en wiegt mijn naïviteit. Het maakt mij misschien de gelukkige Bart uit Ede, maar dat is slechts de oppervlakte.

Verlies aan een spiegel

De (niet bestaande) voordelen van mensen fatsoen opdragen via regels en wetten gaan totaal verloren in de gigantische nadelen. Ik noemde het verlies aan een spiegel, het misbruik van fatsoen door fopfatsoenlijken, het verlies van de harde onderhandeling, de zelfcensuur die door de abstractie van de juridische norm zal groeien, de miskenning van de schoonheid van een mens die zichzelf in vrijheid ontmaskert – in al zijn boosheid. En had ik ook al de glijdende schaal genoemd?

Maar nog veel belangrijker is de laatste reden. Het grootste nadeel is dat woorden die we meer niet hardop lezen of horen, niet verdwijnen. Wat is de waarde van aardige woorden in de publieke ruimte, als al het andere ondergronds en binnenshuis en in harten van mensen gaan schimmelen? Als hatelijke woorden als ‘vies, vuil wijf’ geen weerklank vinden bij mensen die het oneens zijn met die woorden? Stel je voor dat iedereen zijn onfatsoenlijkheid, zijn natuurlijke, menselijke impulsiviteit zou bedwingen, omwille van fatsoen, aardig zijn, anderen niet kwetsen, hoe zou die ander moeten weten waartoe de mens en hijzelf in staat is? Mijn zonen van zes en drie roepen de hele dag vieze woorden – ‘billenscheet, poepiepies’ – vanaf dat ze opstaan. Ze peilen mijn reactie, lachen als ik moet lachen. Het is droogoefenen voor later, wat mag ik doen? Dat is net zo belangrijk als leren lopen en ‘fatsoenlijk’ praten.

‘Haat’ is juist vrijheid

‘Haat’ is juist vrijheid van meningsuiting. Respect en fatsoen bewaar ik voor mensen die dat verdienen, dat is mijn enige macht als individu, daar gaat een serieuze rechtstaat niet over. En voor wie dat altijd maar kan opbrengen, de deugers die steeds hun kleurrijke veren opschudden nog dit: Als je fatsoenlijk en ongevaarlijk bent, ben je nog niet deugdzaam, je bent gewoon ongevaarlijk. Een soort konijntje. Een fatsoenlijk konijntje.