Vandaag schreef ik een column voor de opiniesite Jonet. Tot mijn verdriet wijdde ik hem aan Zomergasten. Prompt kreeg ik een mailtje van Bert Brussen of ik ook iets voor TPO wilde schrijven over Abu Jahjah. “Maar ik ga niet kijken, Bert, en zijn mening over het Nederlandse voetbal geloof ik ook wel”, mailde ik terug.
Maar Brussen wilde nu al een column. Dacht hij terug aan het helaas gesneuvelde radio 1-programma Vrijdagmiddag Live waarin ik hem en Justus van Oel leerde kennen? Twee keer per jaar ging de wekelijkse column van Van Oel over Palestijnen of Israel waarvan hij bij voorbaat hoopte dat ik erop zou reageren. De redactie en presentator Jan Mom vonden het prima en verheugden zich erop, als het maar niet vaker gebeurde dan twee keer per jaar. Na de uitzending dronken Van Oel, Brussen, Mom en ik samen met de redactie en de cabaretiers nog menig pilsje op langdurige debatten, op het Nederland waar wij opgroeiden en waarvan wij houden, het Nederland dat Vrijdagmiddag Live van de toenmalige AVRO zo prachtig uitstraalde.
En dan Zomergasten. Jaren geleden waren Henk van Dorp en ik samensteller en gast van Zomergasten. Onze gastheer was Adriaan van Dis, een heer van stand. We waren vereerd met de uitnodiging en dat was ook de bedoeling. Waarom we werden gevraagd werd ons niet verteld. Sommige dingen kun je niet verklaren. Zelfs in de journalistiek ga je soms af op je gevoel. Er keken destijds ongeveer een miljoen mensen.
Zondag begint een nieuwe serie Zomergasten, met als eerste gast Abu Jahjah. Nog nooit heb ik de VPRO een gast horen verdedigen, schreef ik, maar nu las ik ineens een argumentatie voor de keus van de gast. “Hij heeft interessante ideeën over stad en samenleving, over wat ons allemaal aangaat, hij heeft een rijk visueel geheugen en hij is een vlotte prater. Kortom: de ideale Zomergast”, aldus Jurgen van Uden, de eindredacteur van Zomergasten en ooit redacteur van het voormalige tv-programma Barend & VanDorp bij RTL4. Ik noemde de uitspraak een platitude die geldt voor elke boerenlul met een mening.
Een nog grotere gemeenplaats vind ik: “Ook als je het niet met een gast eens bent kan dat interessant zijn.”
Allemaal populistische lulkoek, de VPRO onwaardig, schreef ik. Zo iemand nodig je uit voor een debat- of discussie-programma maar niet voor een eerbetoon. Ik beschouw(de) Zomergasten een beetje als de officieuze Koninklijke Onderscheiding van de Publieke Omroep. Onderscheidingen kun je terugsturen, uitzendingen niet.
Ik citeerde Hans Fels die jarenlang als cineast werkte voor de VPRO. Hij schreef deze week in de NRC “dat je geen eerbetoon brengt aan een man die moord en terreur goedpraat, die onder het mom van antizionisme voortdurend antisemitische uitspraken doet.”
Bovendien merkt ook hij terecht op: “In Zomergasten heeft Abou Jahjah vrij spel.”
Dat is namelijk de kwestie en ik spreek uit ervaring, Zomergasten is geen programma met een kritische noot en dat zal het zondag ook niet zijn.
Ik schreef ook dat ik weiger me te verlagen tot generaliseren over moslims. Ik denk niet in groepen, ik denk in mensen. Ik kan er niets aan doen, ik voel de eerste Zomergast als ouderwets Joodje Pesten. Zou tien jaar geleden een militante extremist Zomergast geweest kunnen zijn?
Ik mis Uri Coronel, schreef ik, om zijn altijd genuanceerde mening te horen. Fels acht opruiers als Abu Jahjah bewust of onbewust verantwoordelijk voor de al jaren voortdurende noodzakelijke beveiliging van tientallen Joodse instellingen. En die man is Zomergast, zoals Henk van Dorp en ik dat ooit waren.
Ik ben echt van slag. Ik lees op dit moment de oorlogsroman Terugkeer ongewenst van Charles Lewinski. Dat maakt een mens niet vrolijker, zeker geen Joods mens. Ik voel me voor het eerst niet meer echt veilig in Nederland, schreef ik, met dank aan de VPRO.
Vluchten kan niet meer, zong Frans Halsema. De hoofdpersoon in Terugkeer ongewenst wilde vluchten toen het te laat was. Hoe laat is het, VPRO?