Ik behoor tot diegenen die in NRC Handelsblad en later de Volkskrant kritiek uitten op het onderzoek van collega wetenschappers Annelies Moors en Martijn de Koning over uitreizigsters naar het kalifaat. Beiden beweerden op grond van de digitale bevraging van 22 ‘migrantes’ dat deze zich senang voelden in het kalifaat en zich onledig hielden met huishoudelijk taken en de eventuele verzorging van kinderen. Met de jihad hadden ze hoegenaamd niets van doen.
Ik heb de mogelijke uitkomsten van het onderzoek niet bestreden, het zou allemaal best waar kunnen zijn. Wat ik deed was kritiek leveren op de onderzoeksmethodiek, het gebruik maken van een onderzoeksassistente die bekend staat als sympathisant van ISIS en de verslaglegging waar op zeer bescheiden manier ingegaan wordt op tekortkomingen van het onderzoek, zoals de controleerbaarheid van de communicatie met de uitreizigsters.
Dat een dergelijk onderzoek zo in de publiciteit komt te staan heeft alles te maken met de uiterste gevoeligheid van de materie. Alles wat met islam te maken heeft roept in het huidige tijdsgewricht nu eenmaal veel emoties op bij alle actoren in het publieke debat en bij onderzoekers aan de academie. Dat Moors en de Koning een ‘counternarratief’ wilden neerzetten tegenover het dominante beeld van vrouwen in het kalifaat als seksslavinnen past geheel en al in de stijl van beide. En waarom zou het resultaat van hun onderzoek, ook na controle van alle zwakheden, niet gewoon overeind kunnen blijven staan? AIVD-rapporten maken toch ook gewag van de enorme motivatie van vrouwen om de islam te dienen in het kalifaat?
Dat de pers aandacht besteedde aan deze zaak toont maar weer eens aan dat in de eerste plaats wetenschappelijk islamonderzoek zeer in de belangstelling staat en in de tweede plaats dat de universiteit de plek bij uitstek is waar allerlei opvattingen een plaats hebben. Het is dan ook bizar dat Martin Sommer in een commentaar getiteld ‘Het falen van Academia’ in de Volkskrant van 21 januari de universiteiten de maat neemt, onder andere op basis van genoemd uitreizigstersonderzoek en vervolgens stelt dat, daarbij socioloog Mark Bovens citerend, ‘de universiteit zich loszingt van de samenleving’.
Om zijn argumenten kracht bij te zetten citeert Sommer tot twee maal toe professor Ruud Koopmans, die van de befaamde ‘50-miljoen-moslims-zijn-bereid-tot-geweld’ uitspraken, die hem had toevertrouwd dat hij in de titels van zijn artikelen niet meer het woord ‘Nederland’ gebruikte om te voorkomen dat hij gepeer reviewed zou worden door Nederlandse collega’s die, aldus Koopmans, het stuk dan zouden afkeuren. Nu is elke peer review anoniem, dus ik vraag me af hoe Koopmans dit allemaal zo kan beweren, maar dit ter zijde. Daarnaast citeerde Sommer Koopmans’ uitspraak dat ‘als je niet meedoet aan de lofzang op de islam, op diversiteit en de multiculturele samenleving, je een tokkie bent: kwaadwillend en dom’. Dat zijn grote woorden, een academicus onwaardig en bovendien niet waar.
Want mag ik de heren Sommer en Koopmans wijzen op de zeer kritische geluiden van professor Cliteur ten aanzien van het islamisme en de algemeen islamkritische geluiden van professor Ellian en onderzoekster Zee, alle verbonden aan de Leidse universiteit? Ellian had ook luid en duidelijk van zich laten horen over het onderzoek van Moors en de Koning in een stuk in Elsevier. En mag ik melding maken van het zeer kritische geluid dat ik van een collega van mijn eigen Tilburgse instelling, professor Harry Verbon, kreeg toen ik een aantal jaren geleden het gedachtegoed van de PVV in twee publicaties onder de loep legde en deconstrueerde?
Wat Sommer en Koopmans niet begrepen hebben is dat de kwestie Moors en de Koning helemaal geen kwestie is. Zij hebben onderzoek gedaan, deden dat gebrekkig en kregen het op hun brood van andere collega’s, geheel volgens de wetenschappelijke mores. Dus: wat nou eenzijdigheid en wat nou tokkies? In het geval van de islam vinden we allerlei meningen aan de universiteit die tegelijkertijd ook opgeld doen in de samenleving. Daarbij wordt maar weer eens bevestigd dat de universiteit midden in het maatschappelijke krachtenveld staat waarmee de claim dat zij zich van de samenleving zou hebben losgezongen wordt ontkracht.