De Open Dagen op de universiteiten bieden een aardig inkijkje in de manier waarop universiteiten omgaan met universitair onderwijs. En dat denken is al dertig jaar nauwelijks veranderd. Goed, sinds de Lissabon-akkoorden zijn de studieprogramma’s gestandaardiseerd, maar onderwijs bestaat uit hoorcolleges en werkcolleges, en de student wordt geacht veel aan ‘zelfstudie’ te doen. Dat was dertig jaar geleden al net zo.
De bestuurders hebben de mond vol van onderwijsvernieuwing, maar op de Open Dagen is daar niets van te beluisteren. Wat ook al niet veranderd is, is de irritante obsessie voor wetenschappelijk onderzoek. Alles draait om het wetenschappelijk onderzoek. Na de bachelor – het kan op zo’n Dag niet genoeg worden herhaald – wacht voor iedereen het ware leven, de hoofdprijs: de research master. Dan kun je wetenschapper worden! En wist u dat we hier héél hoogstaand wetenschappelijk onderzoek verrichten? En, beste ouders, wist u dat onze docenten ook héél belangrijk wetenschappelijk onderzoek doen? Zoiets vliegt over de hoofden der scholieren, en het gros der ouders heeft er geen boodschap aan. Men kraait de eigen victorie om zichzelf te horen. Dat was dertig jaar geleden al zo, weet ik, en die veel te grote nadruk op het wetenschappelijk onderzoek is dus nog steeds springlevend.
Wetenschap is prachtig, laat ik dat voorop stellen. Het is het mooiste dat de mens heeft uitgevonden. Maar niet iedereen kan wetenschapper worden. Slechts een héél klein deel van de aanwezigen zal dat verraderlijke pad kiezen, om dan meestal na tien jaar ploeteren in te zien dat ze toch iets anders hadden moeten doen. (Overigens, complimenten bij deze voor de opleiding culturele antropologie in Utrecht, waar men een dvd laat zien waarop enkele afgestudeerden hun zeer aardse en bescheiden carrièrepad toelichten.)
Een ander punt waarop de opleidingen zich op zo’n Dag gemakkelijk overschreeuwen, is de kans op werk na de studie. Werk dat met de studie te maken heeft, wel te verstaan. Verscheidene malen zag ik daarbij dezelfde truc toegepast: eerst verschijnt op de Power Point een lange lijst met beroepen waar afgestudeerden te vinden zijn. Nou, dat ziet er goed uit! Een baaierd van beroepen! Wie goed oplet, merkt dat de binding met de studie nogal vaak uiterst dun te noemen is (men werd ‘beleidsmedewerker’, ging in de ‘journalistiek’). De sollicitatiecommissie had vaak net zo goed een andere werkloze ‘met academische vaardigheden’ kunnen kiezen. Maar dat is nog maar deel één: na die veel te lange lijst volgt de vrolijke conclusie dat 70, 80, van mijn part 90 procent van de afgestudeerden ‘dus’ werk vindt in een ‘studiegerelateerde’ richting. Is het niet geweldig? De ouders knikken gerustgesteld.
Het academisch onderwijs is toppie, zo verkondigde VSNU-directeur Karl Dittrich in de NRC van zaterdag. Te vrezen valt dat hij daarmee toch iets anders bedoelt dan ouders zouden willen weten. Wat Dittrich bedoelt, is dat de studenten in hun bachelorfase goed klaargestoomd worden voor de masterfase, zodat ze zo vlot mogelijk doorstromen naar de enige carrière die de universiteit ziet staan: een wetenschappelijke carrière. En wat dat betreft is het mogelijk dat het Nederlandse onderwijs wellicht prima te vergelijken met dat in het buitenland. Maar wat worden we daar wijzer van? Blijft het probleem dat voor de managers der universiteiten (in binnen- én buitenland) het onderwijs gewoon een afvalrace is, bedoeld om de goudhaantjes te selecteren die als onderzoekers de naam en faam van de universiteit verder moeten dragen. Maar het grootste deel der studenten wordt geen wetenschapper, maar wordt met een bachelordiploma uitgezwaaid. (Gelukkig bewijzen die lange lijstjes dat vrijwel iedereen uiteindelijk gelukkig zal worden.) Wat hebben die studenten ondertussen gehad, afgezien van een half afgebroken wetenschappelijke vooropleiding? Het is een vraag die de universiteiten nog maar nauwelijks durven stellen. Bij menige bacheloropleiding is een stage niet eens verplicht. Daar kun je met je 21ste de arbeidsmarkt op gestuurd worden, zonder überhaupt te weten wat ‘werken’ is. Je hoort opleidingen op die Open Dagen zelfs hardop twijfelen of zoiets als stage wel nuttig is. Want ja, als je de wetenschap in gaat…
Ouders, maar vooral: de samenleving, verstaan zo langzamerhand toch wat anders onder een goede opleiding. De tijd dat de universiteit mocht definiëren wat ‘goed onderwijs’ is (op basis van haar onderzoeksobsessie) nader rap haar eind. Want de tijd dat een universitaire opleiding automatisch werk opleverde, loopt ten eind. Dat probleem doet zich momenteel voor in de VS. Studeren is daar inmiddels zijn glans behoorlijk kwijt; het is een directe weg naar enorme schulden en hardnekkige werkloosheid. In de VS gaan al stemmen op of men niet gewoon te veel academici opleidt. De tijd van ‘meer (academici) is beter’ is wellicht voorbij, roepen economen. Je kunt beter direct gaan werken, en op de werkvloer ervaring opdoen, dan naar een universiteit gaan. Dat is vanuit persoonlijk én macro-economisch oogpunt sneller en goedkoper. Nog even, en hier zullen dezelfde geluiden klinken.
De universiteiten voelen natuurlijk ook wel aan dat ze momenteel tienduizenden studenten slechts vage opleidingen bieden, behangen met quasi-wetenschappelijke pretenties, die achteraf grotendeels nutteloos (want veel te theoretisch) blijken. En zo studenten afleveren die in principe gemakkelijk overtroeft kunnen worden door studenten van hogescholen of door werknemers die via leertrajecten in het bedrijfsleven bij blijven. Maar van enige beweging lijkt nog geen sprake. Men staart zich nog steeds grandioos blind op het produceren van wetenschap, en het selecteren van personeel daarvoor. Of misschien gebeurt er toch iets: die roep om een academicus voor de klas, in het lager en middelbaar onderwijs. Daar zijn de universiteiten het ineens gloeiend over eens. Want in het buitenland is het ook zo, en in het buitenland is alles beter.
Het is een erg doorzichtige truc om de arbeidsmarkt te vertroebelen. Die lerarenopleidingen zijn een uitstekend voorbeeld van een opleiding die het prima doet op de hogescholen, zonder (al te veel) academische poespas. Maar de hogescholen staan momenteel in een kwade reuk, en het Nederlands onderwijs, ach daar klopt nooit helemaal niks van natuurlijk – met andere woorden, de universiteiten hebben ontdekt dat deze sector een gemakkelijk slachtoffer is, juist nu ze op zoek moeten naar nuttige werk voor hun horden half-wetenschappelijke afstudeerders. Niks nuttigs geleerd? Geen nood! Je kunt leraar worden! En met een kleine master: leraar op het middelbaar onderwijs! Het is het oeroude proces: een overschot aan hoger opgeleiden drukt de lager (nou ja, zeg in dit geval ook maar: efficiënter) opgeleiden uit de arbeidsmarkt. Als dat plan doorgaat, is het pure academische werkverschaffing. Maar gelukkig heet dat straks ook studiegerelateerd!