Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen werd veelvuldig verwezen naar de Joodse gemeenschap. Volgens Wilders en Samsom moeten Joden overal met een keppel kunnen rondlopen; zolang ze maar niet naar de slager wandelen. Verder werden we vooral gebruikt om te ‘bewijzen’ wat wél Nederlands is, en wat niet. Over onze rug werd politiek bedreven; maar het blijft bij lippendienst.
De Algemene Politieke Beschouwingen van 2016 stonden voor een groot gedeelte in het teken van de vraag wat de Nederlandse cultuur is, en wie of wat daar (niet) bij hoort. Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van Godsdienst, vrijheid van demonstratie waren veelbesproken thema’s. Ook onze eigen kleine gemeenschap mocht op belangstelling rekenen. In de bijdragen van de fractievoorzitters in de eerste termijn werd maar liefst 38 keer naar ons verwezen. Dat is een breuk met het verleden. In de Algemene Beschouwingen van 2015 werd er nog geen 10 keer naar Joden verwezen, in 2014 een keer of 20, maar in 2013 werd er over ons gezwegen. We kunnen dus rustig stellen dat we ons mogen verheugen op grotere politieke belangstelling. Overigens, zoals wel vaker, zonder consequenties: in het vervolg van de Algemene Politieke Beschouwingen, het deel waar moties worden ingediend en toezeggingen van het Kabinet volgen, was een stuk minder aandacht voor ons.
Het ging uiteindelijk maar om een handvol zaken. Je kan ze als volgt categoriseren.
Zowel het CDA als de CU en de SGP hadden het over de Joods-Christelijke traditie. Als eerste het CDA, dat bij monde van Sybrand van Haersma Buma (die gewoon meetelt voor een minjan) wees op de “verbindende morele ordening”. Op de vraag van Jesse Klaver (Groenlinks) wat die traditie nou betekent, legde Buma uit: “het zijn (sic!) een aantal begrippen die voor mijn gevoel onlosmakelijk verbonden zijn met de traditie die we hebben. Heel belangrijk daarin is, om maar eens wat te noemen, het respect, de zorg voor elkaar: je leeft niet alleen voor jezelf, je doet het voor een gemeenschap, een samenleving”. Vaagheid ten top dus, en even later noemde hij het feit dat Hirsch Ballin als eerste het homohuwelijk mogelijk maakte als voorbeeld van deze traditie die met haar tijd meegaat. Even later probeert Buma het nog een keer: “Niet het “ik” moet centraal staan, maar een leidend beginsel in de samenleving moet zijn dat je oog hebt voor een ander. Er moet sprake zijn van een intrinsieke gelijkwaardigheid van mensen. Dat betekent respect voor elkaar als uitgangspunt, ook als het gaat om onderlinge verschillen. Het betekent geen rechten zonder plichten en geen vrijheden zonder verantwoordelijkheden.”
Als tweede had Segers (Christenunie) het over de Joods-christelijke traditie. Hij beschouwde het niet filosofisch, maar theologisch en kwam met een, overigens treffend, verhaal uit Ester. “Ester wendt haar macht aan om het goede te doen: ze redt haar volk. En ook aan ons is een bijzondere verantwoordelijkheid gegeven om het goede te doen. Wij zitten op een blauwe stoel waarvan er in dit land maar 150 zijn.”.
Ten slotte kwam Van der Staaij (SGP) met een tamelijk onnavolgbare verwijzing: “Het verleden mag nooit een reden zijn voor zelfvoldaanheid. Het moet juist een aansporing zijn om in goede wegen verder te gaan. Als “oproep tot bekering”, heet dat in de joods-christelijke traditie. Breken met wat verkeerd is. Goede wegen bewandelen.”. Als Van der Staaij het hier over teshuva heeft, dan begrijp ik hem beter. Het is ten slotte Ellul.
Bert Wallet heeft al een keer uitgebreid (voor een Christendemocratisch publiek, nota bene) uitgelegd wat een apenkool deze term is. Het woord Joods-christelijk kwam voor het eerst in de literatuur voor om geschmadde jidden te beschrijven. Al tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de term gebruikt om te laten zien dat Joden toch echt tot de Nederlandse maatschappij behoren. Nu wordt de term gebruikt om te laten zien wie niet tot de Nederlandse maatschappij behoren. Er is in Nederland geen sprake van een Joods-christelijke traditie. De Joden zijn erbij gelapt omdat het op enig moment politiek correct werd om Joden bij de fundamenten van de Nederlandse samenleving te betrekken.
Een tweede vorm waarin naar Joden verwezen werd tijdens de politieke beschouwingen is doordat Tunahan Kuzu (Denk) een vergelijking probeerde te maken tussen Turken die op de Erasmusbrug met Turkse vlaggen wapperen en “honderden mensen” die voor het Tweede Kamergebouw stonden te demonstreren met Israëlische vlaggen. Het eerste is voor de VVD, volgens Kuzu, een probleem; het tweede voor de VVD, volgens Kuzu, niet. Dat is “een teken van het hanteren van de dubbele maat.” Het is een veel voorkomende truc. Verwijzen naar iets, en dan het tegenovergestelde (of hetzelfde) van toepassing laten zijn op Joden. We hebben het eerder gezien bij de discussie over de spotprenten van Mohammed. Die mochten, dus dan mochten spotprenten op Joden ook. Oh, mogen die niet? Dan is er sprake van een dubbele standaard. Wilders (PVV) probeerde hetzelfde argument te maken door de Koran met Mein Kampf van de politicus A. Hitler te vergelijken. Volstrekte apekool natuurlijk en van meer retorische dan politieke waarde. Maar niet ongevaarlijk. Op deze manier worden Joden bij discussies gelapt waar ze niets mee te maken hebben. Het gedrag van Erdogan-aanhangers en de Islamitische theologie zijn belangwekkende onderwerpen, maar hebben niets met het Jodendom te maken.
Serieuzer is de rituele slacht. Marianne Thieme (PvdD) greep elke interruptie aan om het weer over de onverdoofde (met “verdoving” wordt hier bedoeld het drijven van een metalen voorwerp in het bewegingscentrum van de hersenen van dieren, zodat ze niet meer kunnen bewegen en er uitzien alsof ze verdoofd zijn) te beginnen. Deze slacht is een groot onrecht in de ogen van mevrouw Thieme, maar het is een nog grotere politieke mogelijkheid. Binnen alle politieke partijen die ertoe doen heerst immers verdeeldheid over deze vorm van het beëindigen van een dierenleven. Met name bij de PvdA, door het onvermogen deze discussie intern tot een goed einde te brengen, leidt deze discussie tot onverdoofde seppukku. Het is heel slim om in verkiezingstijd deze discussie weer op te rakelen. Het zal ertoe leiden dat mensen die ontevreden zijn met een standpunt van een politieke partij dat niet inhoudt dat de slacht verboden wordt, eerder voor de dierenpartij zullen kiezen. Segers (CU) citeerde uit een gesprek dat hij had met Opperrabbijn Jacobs, en waarschuwde, via de voorzitter en via een interruptiedebatje met Wilders de Joodse gemeenschap voor de steun van de PVV voor een wetsvoorstel dat de rituele slacht verbiedt. Opmerkelijk was dat bij de tegenstanders van dat verbod het argument dat een verbod de Joodse gemeenschap zwaar zou treffen. Wat mij betreft is dat nu juist het verkeerde argument. Een verbod op rituele slacht treft de Nederlandse maatschappij, omdat Godsdienstvrijheid beknot wordt. Er is geen sprake van een afweging tussen dieronvriendelijkheid en Godsdienstvrijheid, of dat de rituele slacht gegund moet worden: het hele argument dat de rituele slacht een groter probleem is dan de industriële slacht is op zich een aanval op de mensen die zich niet conformeren aan de consensus dat de industriële slacht beter is voor dieren.
De overige keren dat onze geloofsgemeenschap voorkwam tijdens dit belangwekkende debat, was het als onderdeel van een grotere groep. Zijlstra (VVD) heeft in het Midden-Oosten (maar blijkbaar niet in Israël) gewerkt en merkt op dat als je daar een kerk wil oprichten het “als christen, als jood of als lid van welk ander religieus genootschap dan ook, niet (hoeft) te proberen.” Even later: “De vrijheid van de homo, de jood, de moslim, de vrouw, de vrijheid voor iedereen, is één en ondeelbaar.” Diederik Samsom (PvdA) wil “naar een verbonden Nederland, waarin iedereen zichzelf kan zijn, vrij kan zijn en zich veilig voelt, in minirok, met hoofddoek, met keppel of hand in hand met je geliefde, ook als het om twee mannen gaat” en Wilders (PVV) droomt(!) ”van een Nederland waar homo’s hand in hand kunnen lopen door de Schilderswijk en waar joden met een keppeltje op door Kanaleneiland kunnen lopen”. Kanaleneiland! Wat hebben we daar nou te zoeken! Blijft ons dan niets bespaard?
Ook dit is weer een voorbeeld van ons erbij lappen. Als Samsom en Wilders een verbonden Nederland willen met keppeldragers hand in hand met hun geliefde op Kanaleneiland, moeten ze ervoor zorgen dat er meer koshere slagers komen.
De enige keer dat de Joodse gemeenschap als Joodse gemeenschap genoemd wordt, is dat door Van der Staaij (SGP). “Veel dreiging treft ook Joodse personen, instellingen en synagogen. Het antisemitisme, de Jodenhaat, wordt onbeschaamder.”
We mogen ons dus op de warme belangstelling van de politiek verheugen. Dat is het goede nieuws. Minder goed is het, dat het bijna uitsluitend in instrumentele zin is. De Joodse gemeenschap is goed om de PVV te bashen, Erdogan-aanhangers te vergoelijken of om partijen met een achterban die bestaat uit voor- en tegenstanders van de rituele slacht zijn, uit elkaar te spelen. De Joods-Christelijke traditie is een politiek-correcte farce. Alle politici hebben de beste bedoelingen, maar slechts een enkeling neemt het op voor de Joodse gemeenschap als Joodse gemeenschap. Veel Nederlandse Joodse jongeren keren dit land de rug toe. Vanwege de spirituele armoede, de zesjescultuur, inderdaad, ook wegens opkomend antisemitisme. Dat is jammer voor de Nederlandse Joodse gemeenschap, maar voor Nederland een veel groter probleem. Een land waarin Joden zich niet thuis voelen, is immers altijd een land waar uiteindelijk heel veel anderen zich ook niet thuis voelen.