De foto van de journalist James Foley naast zijn beul heeft over de hele wereld afschuw gewekt. Een foto van een gruwelijke daad. Maar wel in een land hier ver vandaan. Wat hebben wij ermee te maken? Het antwoord op die vraag is niet zo moeilijk als je je beseft dat de dader een vermoedelijk goed opgeleide Londenaar is, en het slachtoffer een Amerikaan. Nog dichterbij komt het als social media overlopen van Nederlandse steunbetuigingen en oproepen tot navolging.
Hier is meer aan de hand dan een geïsoleerde daad in Verweggistan. Dit gaat ook om ons. In onze samenleving lopen jongeren rond die dit soort laffe acties bekendmaken, verdedigen, ja zelfs verheerlijken. Op die manier roepen ze expliciet of impliciet op tot navolging.
Nederland is een vrij land. Je mag er heel veel zeggen. We koesteren die vrijheid van meningsuiting. Maar er is ook nog iets als collectieve verantwoordelijkheid. Een algemene minimale beschaving die we in Nederland van iedereen vragen. Ongeacht je geloof of afkomst. De vrijheid om je mening te mogen uiten is iets anders dan het recht om àlles te roepen. Het is een vrijheid om je volwassen en met respect in het publieke debat te mengen. Waarom? Omdat we liever willen dat mensen elkaar met woorden bestrijden dan met wapens.
Het gaat hier om de grondvesten van onze samenleving, die teruggaan op een lange traditie. Ons gezamenlijke cultuurgoed, dat de joods-christelijke en humanistische traditie omvat, leert ons te denken aan onze naaste, verantwoordelijke en respectvolle burgers te zijn, en de rede boven geweld te plaatsen. Dat geldt ook voor tolerantie ten opzichte van andere religies, levensovertuigingen en opvattingen. Deze tolerantie, waar Nederland vaak om wordt geprezen, wordt door velen terecht gezien als een groot goed.
Jongeren die gruweldaden tegen onschuldige mensen verheerlijken zagen echter aan de fundamenten van onze beschaving. Voor hun is de vrijheid van meningsuiting een opmaat tot geweld. Niet in plaats van, maar voorbereiding op. Dáárom is het verheerlijken van dit terroristisch geweld gif voor onze samenleving. Dáárom moet het verboden worden. Het gaat om het verdedigen van onze westerse joods-christelijke en humanistische waarden tegen het radicale moslimextremisme.
In 2005 deed de toenmalige minister van justitie Donner het voorstel om verheerlijking van genocide en terrorisme strafbaar te stellen. Dat voorstel heeft het toen in de Tweede Kamer niet gehaald. Afgelopen week had de huidige minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten maar één enkele zin nodig om de mogelijke strafbaarstelling van verheerlijking als ‘gedachtepolitie’ af te doen. Volgens hem en volgens premier Rutte kan er al tegen verheerlijking worden opgetreden. Maar, zo is mijn vraag, als het al kan, waarom gebeurt het dan niet?
De kritiek op het voorstel van minister Donner was dat het te breed was geformuleerd. Het voorstel van toen herlezend is er inderdaad wat voor te zeggen om het voorstel preciezer te formuleren. Laat ik drie elementen noemen.
– Het voorstel van toen verbood niet alleen verheerlijking, maar maakte ook vergoelijken, bagatelliseren en ontkennen strafbaar. Die laatste begrippen zouden in een nieuw voorstel achterwege kunnen blijven. Het gaat immers om het actief toejuichen, en daarmee impliciet op navolging hopen. Iets dat op dit moment niet strafbaar is.
– Een tweede beperking zou gelegen kunnen zijn in het volgende. Het wetsvoorstel van toen maakte verheerlijking van alle terroristische misdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid strafbaar. Daarmee, zo was de kritiek toen, zou ook het stellen dat ‘wat de Romeinen 2000 jaar geleden deden wel mee viel’ onder de bepaling kunnen vallen. Een tweede beperking zou daarom kunnen zijn dat het om het verheerlijken van terroristische misdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid gaat die nu gepleegd worden, en die op dit moment de rechtsorde schokken.
– Het derde kritiekpunt van toen was dat het om terroristische organisaties én staten ging. Als je het verheerlijken van het geweld van staten strafbaar stelt, kom je in een buitengewoon ingewikkelde internationaalrechtelijke discussie. Welk statelijk geweld is immers wanneer toegestaan? De aard van de dreiging nu is dat het gaat om terroristische groepen die staten bedreigen. In een nieuw voorstel zou het daarom moeten gaan om het strafbaar stellen van het verheerlijken van daden van organisaties die als terroristische organisatie worden aangemerkt.
Met deze beperkingen kan het wetsvoorstel dat toen te breed werd gevonden, nu worden ingezet om het verheerlijken van terrorisme in ons land aan te pakken. Om onze democratie en onze waarden te beschermen, en de vrijheid van meningsuiting weer te doen gebruiken waar hij voor nodig is: om geweld te voorkomen, in plaats van om geweld te laten plaatsvinden.