VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra “krijgt” Buitenlandse Zaken, want met het wegvallen van Jeanine Hennis is er een VVD-post vrijgekomen. Terwijl Hennis zich in de Tweede Kamer voorbereidt op een politieke comeback als lijsttrekker en wellicht ooit nog eens als eerste vrouwelijke premier van Nederland, is voor Rutte III Zijlstra next in line binnen de liberale troonopvolging.
Uiteraard gaat het hier om politieke troonopvolging. Als kennis van zaken ook maar enige rol had gespeeld binnen de VVD-fractie dan was Han ten Broeke al twintig keer minister van Defensie of Buitenlandse Zaken geweest. En dan had Halbe Zijlstra, tot voor kort onze toekomstige minister van Sociale Zaken, zich bezig kunnen houden met ooglidcorrecties voor asielzoekers in plaats van het goed houden van relaties met stabiele dictators.
Deze politieke stoelendans is curieus. Hoewel je in Nederland al een havo-diploma moet hebben om achter de kassa te kunnen zitten, is er geen enkele vooropleiding vereist voor het ministerschap en zijn ministersposten klaarblijkelijk volstrekt inwisselbaar. De pikorde van zowel de te verdelen posten als de personen die deze moeten opvullen prevaleert.
Dit was wel eens anders.
Tot de vorige eeuw waren het vooral officieren die minister van Defensie werden, en ingenieurs die een kans maakte op een positie als minister van Waterstaat. Ook was een minister van Justitie zonder voltooide rechtenstudie ondenkbaar. Zo vocht Piet de Jong voor zijn politieke carrière als minister van Defensie op een onderzeeboot tijdens de Tweede Wereldoorlog. “Mooie” Barend van Biesheuvel was sinds 1945 actief in de landbouwsector voordat hij minister van Landbouw werd in 1963. Johan Witteveen was gepromoveerd econoom en werkte samen met professor Tinbergen aan de oprichting van het Centraal Planbureau voordat hij minister van Financiën werd.
Hoewel bestuurlijke en politieke kwaliteiten noodzakelijk zijn als minister, is inhoudelijke kennis soms ook best wel handig. Ministers met kennis van zaken zullen zich minder laten ringeloren door corporale blauwe maatpakken die informatie achterhouden. Zij kunnen hierdoor de adders onder het ambtelijke gras uithalen voordat deze volgroeien tot een Haagse slangenkuil gecamoufleerd met een dun laagje wuivend groen PR-gras. Ook zullen ministers met vakinhoudelijke kennis zich minder laten verleiden tot het Haagse managersreflex waar niet verder wordt gekeken naar de 4-jaarlijkse regeerperiode op het departement.
Want ministers zonder vakinhoudelijke kennis zijn feitelijk niet meer dan managers die het “waanzinnige interessant” lijkt om een nieuwe post te bemannen (of: te bevrouwen). Dit maakt de verleiding des te groter om grote fundamentele vragen en problemen uit de weg te gaan, en plekken van systeemrot te voorzien van een likje verf. “Na mij de zondvloed”, lijkt hierdoor het departementale adagium. Het gaat dus bij de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken niet altijd per se meer om het behartigen van Nederlandse belangen, maar om het behartigen van het rode kruisje achter de naam in de stembus. Of het behartigen van de next in line troonopvolging binnen de eigen politieke partij.
Ondertussen hoeven we ook niet bij de ambtelijke top te zijn voor inhoudelijke kennis. Ook die is inhoudelijk volledig vervlakt door een snelle functieroulatie. Zo zitten topambtenaren een paar jaartjes hier als secretaris-generaal, dan weer een paar jaartjes daar als directeur. De snelle roulatie van topfunctionarissen in combinatie met het kopiëren van gebruiken uit het bedrijfsleven (denk hierbij aan infantiele plakboeken zoals een Persoonlijk Ontwikkel Plan, oftewel: je “POP”) zorgt ervoor dat kennis niet langer wordt vergaard, en steeds extern moet worden ingekocht – voor veel geld natuurlijk.
Kortom: de vakkundige diepgang van onze ministeries is ongeveer die van een soepbord. De vraag is of wij als burgers geholpen zijn met de illusie dat de minister van Sociale Zaken van gisteren, morgen makkelijk de minister van Buitenlandse Zaken kan zijn? Terwijl de minister van Defensie van gisteren, die eigenlijk op de rol stond om morgen minister van Buitenlandse Zaken te worden, terug plaats neemt in de Tweede Kamer in stille afwachting tot zij weer “aan de beurt” om een betere post te “krijgen” – zit schuin achter ene Han ten Broeke met kromme tenen duimen te draaien. Deze overduidelijk passering geeft een duidelijke boodschap: vakinhoudelijke kennis is ondergeschikt aan partijpolitieke pikorde. De geest van het gelijk van Ybeltje zal nog wel een tijdje door de fractie waren.