“Wat een gast!” zegt de jongen naast me smalend. “Haha, dit geloof je toch niet!” Elke keer als de spreker iets zegt, moet de jongen luid lachen. De spreker praat geaffecteerd en draagt een enigszins zwierig pak. Bij elke beweging van de spreker giechelt de jongen hardop en komt er een opmerking: “Wat een figuur!” We zitten op de eerste rij bij een seminar van de Rijksoverheid en zowel de jongen als ik moeten straks ook spreken. Het duurt eventjes voordat ik het door heb, maar de ambtenaar naast me zit een homo uit te lachen.
Het is duidelijk dat de jongen zich tot mij richt. Voordat het evenement begon hebben we even kennisgemaakt. Misschien voelt hij een soort band omdat we dezelfde studie hebben gedaan. Ik schuif ongemakkelijk op mijn stoel en probeer de jongen te negeren. Het is de plenaire opening en meer dan honderd man zit wel aandachtig te luisteren.
Ik overweeg om er op Twitter iets van te zeggen. Ik doe daar sowieso live verslag van wat er allemaal voorbijkomt. Maar ik besluit dat ik het niet netjes vind om de jongen aan de schandpaal te nagelen. Het evenement is bedoeld om te netwerken dus de sfeer is bijna overdreven aardig. Ik ben er uitgenodigd om kritisch te zijn, niet om ruzie te maken.
De jongen en ik zitten samen in een parallelsessie. Hij spreekt namens een uitvoeringsorganisatie van de lokale overheid. Deze jongen is daar als het visitekaartje van zijn organisatie. Hij is nog jong, maar staat er wel. Hij heeft een pak aan en grapjes voorbereid. Zou zijn baas weten dat hij opzichtig zijn afkeer van homoseksuelen zit te uiten?
De plenaire sessie is afgelopen en we gaan naar onze zaal. Ik doe koeltjes maar evenzeer nog steeds vriendelijk. Ik ben daar tenslotte ook als visitekaartje. De sessie verloopt voorspoedig. Bij de koffie en de borrel ontloop ik de jongen. Ik probeer het van me af te zetten. Eikels heb je altijd.
Maar het wringt. De verbazing die me eerst mijn mond deed houden slaat langzaam toch om in verontwaardiging. Verontwaardiging over die eikel, maar eigenlijk ook over mezelf. Ik ben behoorlijk uitgesproken en neem nooit een blad voor de mond. Waarom zei ik dan niets?
Thuis realiseer ik me waarom ik niet duidelijk heb gemaakt dat ik niet gediend was van zijn homofobe gegniffel. Ik was bang dat ik de sfeer zou verpesten. Die gewaarwording is confronterend. Want wie zat er nou precies de sfeer te verpesten? Ik zou alleen degene zijn geweest die er iets van zei. En hier zit misschien wel het grootste probleem van homofobie en gay bashing: het is ongemakkelijk om er iets van te zeggen. Als het al moeilijk is voor een vrijgevochten schreeuwblogger als ik, hoe moeilijk moet het dan voor anderen zijn?
Gelukkig heb ik de kans om het recht te zetten. Ik weet dat hij dit leest. Ik weet dat hij weet dat de andere aanwezigen die dit lezen exact weten over wie dit gaat. Dus hierbij alsnog:
Gast, je bent een eikel.