In Steenbergen werd ex-raadslid Dasja Abresch uitgejouwd tijdens een bijeenkomst over asielzoekers. Zij pleitte voor de komst van asielzoekers maar een hooliganspreekkoor maakte dat onmogelijk. De charmante heerschappen in kwestie vreesden mogelijk seksueel geweld door asielzoekers. Om hun punt kracht bij te zetten snoerden zij Abresch de mond door (oh ironie) te schreeuwen dat er ‘een piemel in moest’. Je zou verwachten dat de politie op last van de burgemeester zou ingrijpen om het zooitje ongeregeld er direct uit te knikkeren.
Helaas werkt het niet zo in Nederland. Abresch werd verwijderd uit de zaal in plaats van de petjesdragende scheepstoeters uit Betegeldevoortuinistan. Blijkbaar standaard beleid bij de politie. Hetzelfde overkwam namelijk (destijds GeenStijl-) journaliste Annabel Nanninga vorig jaar tijdens een demonstratie in de Haagse Schilderswijk. De journaliste werd ontzet in plaats van de kansenpareltjes die blikjes Red Bull naar haar hoofd keilden. Liever een schuimbekkende minderheid die op agressieve wijze ruimte opeist faciliteren, dan de boel te laten escaleren.
Bij Pauw aan tafel werd vorige week de vluchtelingenproblematiek besproken. Een zeer belangrijk onderwerp dat waarschijnlijk allesbepalend zal zijn voor het politieke landschap de komende tien jaar, dus wie kun je in zo een situatie beter uitnodigen dan een stel BN’ers die hun projectje komen promoten? “Polarisatie? Ga toch weg, nergens voor nodig. Drink eens een lekker bakkie koffie met een vluchteling – het zijn nét mensen.”
Dat journalisten zich blijkbaar geroepen voelen dit beeld actief te promoten bleek tevens uit het knusse familieportret van een Syrisch gezin wat in Turkije wacht op de oversteek naar Europa. Internationale politiek, een diepere beleidskloof tussen oude en nieuwe EU-lidstaten, integratievraagstukken, mogelijke consequenties voor de sociale voorzieningen en de onvermijdelijke heronderhandeling van onze welvaartsstaat, maar ook de consequenties van valse verwachtingen die vluchtelingen koesteren worden getrivialiseerd tot een bakkie koffie met BN’ers. Liever als journalist een tegengeluid in een guur debatklimaat propageren, dan de boel te laten escaleren.
Precies dít is het probleem van Nederland. We zijn bang voor confrontatie en laveren ons via laffe middenwegen de afgrond in.
Een alles verstikkende angst voor confrontatie maakt dat wij in Nederland niet meer gewend zijn aan stevig debat. In plaats van argumenten te beoordelen op de inhoud, bespreken we vooral de (eventueel lange tenen van de) persoon en hoe goed of fout deze wel niet is. Het wederzijds wantrouwen is groot, want stel je voor dat onwelgevallige meningen ineens bijval krijgen? Spelen wij Wilders dan niet in de kaart? Krijgen de linkse landverraders het dan niet voor het zeggen?
Deze conflict vermijdende consensuscultuur begint ons parten te spelen. Het gevolg is een permanente staat van ontkenning, verpakt in omslachtig jargon (‘textuele slavernij’), nietszeggende labels (‘gutmensch‘), onsamenhangend geschreeuw (‘Huuuuhuuuuh piemoooool in’) of het trivialiseren van problematiek (‘Ga eens gezellig koffie drinken met elkaar’).
Prangende problemen worden op deze manier ontweken waardoor er geen eerlijke analyse meer mogelijk is. Uiteraard hebben individuele burgers een eigen verantwoordelijkheid, maar wij dienen niet te vergeten dat burgers grotendeels afhankelijk zijn van de media voor informatie. Zonder goede informatie, geen goed debat.
Dit maakt de puriteinse correctheid van enkele media onacceptabel. Natuurlijk mag je als journalist een tegengeluid laten horen, maar dit mag niet omslaan in struisvogelgedrag uit angst voor onenigheid. Samenlevingen zijn namelijk zelden in gevaar wanneer er onenigheid heerst, maar staan juist onder druk wanneer deze onenigheid niet de ruimte krijgt in een open en eerlijk debat. Door prangende vragen uit de weg te gaan, kritische bevraging na te laten wanneer nodig en moraliserende ‘laten we lief zijn voor elkaar’ journalistiek te bedrijven, polariseert het meningenlandschap juist nog meer.
Mensen herkennen zichzelf en omgeving niet in de berichtgeving, en in een poging zichzelf te herkennen (en dus vertegenwoordigd te voelen) zijn zij eerder geneigd (zelfs gewelddadige) excessen te accepteren. Zij nemen hierdoor een radicalere positie in dan voorheen. Radicale posities die journalisten graag op hun beurt weer willen voorzien van een tegengeluid. De media maken zichzelf hiermee onderdeel van het debat, in plaats van faciliteerders. Dit zorgt voor een elkaar versterkende neerwaartse spiraal van polarisatie en maakt een stevig en eerlijk maatschappelijk debat onmogelijk. Treurig.
Juist in een constitutionele democratie is politieke beschaving een absolute noodzaak. Politieke beschaving heeft niets te maken met lief zijn voor elkaar, maar juist met de mate van onenigheid die wij als samenleving aankunnen. Agressieve minderheden de ruimte op laten eisen uit angst voor ‘escalatie’ hoort daar dus niet bij. Net zo min als een journalistiek zacht ei zijn op inhoud omdat je de persoon niet wilt beledigen. Toch gebeurt dit wel. Alsof we bang zijn de consensusgoden teleur te stellen en hiermee bijbelse plagen over onszelf afroepen.
Het resultaat is ondertussen behoorlijk contraproductief: qua politieke beschaving ligt Nederland momenteel op het niveau van een peuterspeelzaal vol schreeuwende, stampvoetende en overprikkelde dreumessen met rode koontjes. Je zou ze het liefst allemaal onder de koude douche zetten om even af te koelen.