Wonderlijk toch, dat artikel 137d uit het Wetboek van Strafrecht. Het artikel dat aanzetten tot haat, discriminatie en geweld jegens personen op grond van ras en godsdienst strafbaar stelt. De rechtbank Den Haag gaf aan dat artikel onlangs een supercreatieve interpretatie waarbij PVV-leider Wilders kon worden veroordeeld vanwege het aanzetten tot discriminatie en het beledigen van een groep (artikel 137c) op grond van ras. En dat terwijl Wilders het alleen over een nationaliteit had gehad: Marokkanen waarvan hij er minder in Nederland had gewenst. Voor de rechtbank gold dus: ras = nationaliteit.
Men kan niet anders zeggen dan: dat is supercreatief. Het internationaal terrorisme dat in Wilders een gezworen vijand ziet, en op grond waarvan hij naar alle waarschijnlijkheid voor de rest van zijn leven aan persoonsbeveiliging vast zit, kan daarmee heel tevreden zijn. Ook de overheid van het land waarin hij woont ziet namelijk de heer Wilders als staatsvijand, als ‘racist’ immers, op grond van de onnavolgbare logica van de rechtbank. Ongetwijfeld niet zo bedoeld, maar wel een heel schrijnende consequentie van de situatie waarin we verkeren.
Die supercreatieve benadering van de Nederlandse justitie contrasteert wel scherp met het totaal gebrek aan verbeeldingskracht wanneer het erop aankomt de ideologen achter het hedendaags theoterrorisme veroordeeld te krijgen op grond van dezelfde artikelen als waarop Wilders nu vervolgd en veroordeeld is. Voorbeeld: de Haagse imam Fawaz heeft burgemeester Aboutaleb tot afvallige verklaard (een reden om iemand te vermoorden in de radicaal jihadistische ideologie). Reactie: het OM heeft volgens minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid zorgvuldig gekeken of hij daarvoor kan worden vervolgd wegens het aanzetten tot geweld, maar dat bleek niet het geval. “Wij houden alles wat hij zegt tegen het wetboek van strafrecht”, verzekert de minister. “Maar ook op Facebook doet deze meneer alles nét binnen de grens.”
Grapperhaus maakt drie fouten.
Fout 1: allereerst loopt hij al vooruit op het feit dat de imam niet veroordeeld kan worden zonder dat het behoorlijk is onderzocht. Zet het OM aan het werk, minister. En nee, dat hebben ze nog niet gedaan.
Fout 2: het OM en de minister maken een fout ten aanzien van de interpretatie van artikel 137d. Dat Fawaz impliciet aanzet tot geweld is namelijk heel aannemelijk. De imam gebruikt weliswaar niet de woorden kafir (ongelovige) of murtadd (afvallige), maar op die concepten wordt wel gedoeld. Wanneer in de zwartekousenkerk de dominee iemand tot afvallige verklaart dan zit daaraan geen andere consequentie dan dat de persoon wordt uitgesloten van de gemeenschap. Maar in de radicale islam ligt dat heel anders: zo iemand is de dood waardig.
Fout 3: het OM en de minister lezen de bewoordingen van artikel 137d tegen de achtergrond van een specifiek Nederlandse culturele context. En op basis daarvan denken zij: wij lezen nog niets dat wijst op aanzetten tot geweld. Goed, haatdragend. Goed, we ‘walgen’ daarvan. Maar de imam blijft binnen de lijntjes van de wet.
Dat is onjuist. Maar om dat te beseffen moeten Nederlandse juristen meer dan alleen de Nederlandse wet bestuderen of de Nederlandse jurisprudentie. Zij moeten zich verdiepen in de wereldbeschouwing van diegenen die denken ‘in naam van God’ afvalligen te moeten bestraffen. Dus aan het werk ambtenaren op het ministerie. Studeren, magistraten van het OM. Dit is de leeslijst:
Ibn Warraq, ed., Leaving Islam: Apostates Speak Out, Prometheus Books, Amherst, New York, 2003 (Weg uit de Islam: Getuigenissen van afvalligen. Met een inleiding van Afshin Ellian, J.M. Meulenhoff, Amsterdam 2008)
Marshall, Paul, and Shea, Nina, Silenced: How Apostasy and Blasphemy Codes are Choking Freedom Worldwide, Oxford University Press, Oxford 2011.
Als die context duidelijk is kan de minister terug naar de Kamer om te zeggen dat hij nu inziet dat artikel 137d hem alle instrumenten geeft die hij nodig heeft.