Column

Nieuwe autobiografie Adolf Hitler is géén autobiografie

25-08-2018 10:01

De door Hitler-expert Thomas Weber verzorgde heruitgave van het propagandawerk Adolf Hitler. Zijn leven, zijn redevoeringen, dat oorspronkelijk in 1923 verscheen en vandaag in Nederland verschijnt als ‘autobiografie’, is een intrigerend werk.

Het is drieërlei intrigerend: het oorspronkelijke werk bestaat uit fragmenten uit Hitlers verleden, of beter gezegd; een verleden dat Hitler bij elkaar gelogen had en in dramatische setting via één of twee ghostwriters aan zijn toenmalige publiek voorschotelde, gevolgd door bewerkte redevoeringen uit de jaren 1922-1923. Al met met een huiveringwekkende demagogische mix van – contradictio in terminis – ziekelijke megalomanie, anti-semitisme en rancune.

De Hitler uit 1923 was nog niet de geslepen machtspoliticus die hij werd ná zijn infame staatsgreep van 8/9 november 1923, en in de erop volgende meditatieve tijd in de gevangenis van Landsberg, toen hij in relatieve luxe kon werken aan zijn opus magnus, Mein Kampf. Daarin verkocht hij veel slimmere leugens over zijn eigen verleden. Maar ook dat maakt dit boekje intrigerend.

Maar het boeiendst is toch de veertig bladzijden tellende inleiding van Thomas Weber – dé kenner van de Hitler uit de Eerste Wereldoorlog – waarin hij beschrijft hoe het boek uit 1923 tot stand is gekomen. Storend is wel dat hij consequent de nog geen twintig pagina’s tellende biografische schets uit 1923 als ‘autobiografie’ omschrijft. Dat is het namelijk zeker niet.

Het is géén (auto)biografie, in de zin van dat je iets te weten komt van het leven van Adolf Hitler, behalve dat hij bouwvakker zou zijn geweest in Wenen (quatsch), waar hij zich autodidactisch schoolde in de geschiedenis, politiek en filosofie (quatsch), waardoor hij ”middels arbeid, nood en strijd gerijpt [werd] tot meester van een geweldiger soort bouwkunst!”, en “uit heilig geloof en onoverwinnelijke wils- en daadkracht” (…) “de geweldige Duitse kathedraal!” bouwt. Jawel. Op deze kolder liet de auteur uit 1923 volgen dat de jeugdige Hitler een buitengemeen dapper soldaat zou zijn geweest in de Eerste Wereldoorlog (wederom kolder) en in de roerige tijd direct na de Eerste Wereldoorlog eigenhandig een eind maakt aan bolsjewistische rebellieën (bull).

Ik schrijf bewust: ‘de auteur uit 1923’. Volgens Weber was dit Hitler zelf. Maar de argumenten die hij aandraagt dat niet de auteur wiens naam op de titelpagina uit 1923 staat – Adolf-Viktor von Koerber – de echte auteur was, maar Hitler zelf, overtuigen niet.

Deze Adolf-Viktor von Koerber (Rügen, 1891-Zuid-Afrika, 1969) verkeerde destijds in de ban van Hitler. Hij was, in tegenstelling tot Hitler, een professioneel auteur, in staat tot het schrijven van een pakkende biografische schets. Alles wijst erop dat Von Koerber wel degelijk de biografische schets geschreven heeft, in nauw overleg met Hitler.

Weber schrijft hierover ook: “In de collecties van het Duitse Bundesarchiv in Berlijn bevindt zich voorts een brief die verwijst naar Hitlers auteurschap van het boek uit 1923. De brief was door Von Koerber op 21 februari 1938 naar het bureau van de Reichsschrifttumskammer (een van de zeven ‘Einzelkammern’ [afdelingen] van de Reichskulturkammer, te vergelijken met de Nederlandsche Kultuurkamer uit de oorlogsjaren). In een poging schorsing door de Reichsschrifttumskammer te voorkomen en verder te kunnen publiceren, maakte Von Koerber een toespeling op Hitlers auteurschap van het boek. Hij had destijds zijn eigen glazen ingegooid wanneer hij openlijk verklaarde dat Hitler het boek zelf had geschreven. Niettemin maakte hij er gewag van en verklaarde dat het ‘met actieve betrokkenheid en onder toezicht’ van Hitler was geschreven.”

En dat lijkt me precies wat er met dit deel van het boek uit 1923 aan de hand is: Hitler leverde het bronmateriaal, en Von Koerber (en mogelijk een tweede ghostwriter) ging er – in ruggespraak met Hitler – mee aan de slag. Dat geldt voor de biografische schets, en – hoogstwaarschijnlijk – ook voor de bewerkte toespraken. Hitler was een briljant redenaar, die doorgaans aan de hand van kaartjes/papieren  met steekwoorden zijn performances improviseerde, al naar gelang de reacties vanuit het publiek.
De transcripties van deze redevoeringen zijn daarom niet de teksten die Hitler van te voren had uitgeschreven, maar de weergave naderhand, door derden genotuleerd. En van die transcripties werden weer bewerkte versies gemaakt, die in het boekje uit 1923 verschenen. Wie die bewerkingen maakte zal altijd een raadsel blijven. Maar dat Hitler ze geaccordeerd zal hebben is evident.

Het betoog dat Weber geeft waarom Von Koerbers naam en niet die van Hitler op de titelpagina staat, overtuigt wel. Uit politieke redenen was het lucratiever om niet Hitler als auteur van een lofzang op Hitler op te voeren.

Het is jammer dat Weber en de uitgever zo de nadruk leggen op het vermeende auteursschap van Hitler. Verkooptechnisch zal dat wel goed werken – maar beter is het om te zeggen: het boek uit 1923 was een door Hitler geautoriseerd propagandawerkje, waarbij het irrelevant is wie nu precies de ganzenveer hanteerde, omdat het Hitlers toenmalige boodschap aan de wereld was. En die boodschap was nogal huiveringwekkend.

Het is vooral jammer dat het in 1923 kort na verschijning  verboden werd – mogelijk had een niet-verbod bij veel mensen de ogen voor Hitlers waanzin geopend.

Adolf Hitler. Zijn leven, zijn redevoeringen. Eerste autobiografie uit 1923.  Inleiding van Thomas Weber. Vertaling Rob Pijpers. Uitgeverij Verbum. Bart FM Droog werkt zelf aan een boek over het vervalsingencircuit rond Hitlers vermeende kunstwerken