In de regionale verkiezingen in Spanje hebben de socialisten klop gekregen. In Baskenland zijn ze bijna gehalveerd, in Galicië zijn ze van 18 naar 14 zetels teruggevallen. De conservatief liberale Partido Popular bleef in beide provincies stabiel. Het verlies van de socialisten ging naar hun linkse rivalen. Podemos haalde in Baskenland 11 zetels, en in Galicië 14 zetels. Interessant in deze uitslag is dat het verlies van de socialisten niet het gevolg is van hun samenwerking met de Partido Popular, maar juist van hun halsstarrige weigering om door samenwerking met de PP de politieke impasse te doorbreken. Een gevolg van die weigering is ook dat de positie van de leider van de socialisten, Pedro Sanchez, nu wankelt. Er is een sterke oppositie in de PSOE die Sanchez wil vervangen door een nieuwe leider die zich flexibeler opstelt. Een tegenkandidaat heeft zich echter nog niet aangediend. En Sanchez hoopt met een intern referendum op 23 oktober zijn tegenstanders in de PSOE de baas te blijven.
Het opvallende aan deze uitslag is dat de neergang van de Spaanse socialisten een omgekeerde parallellie vertoont met die van de PvdA, waarvan neergang vaak wordt verklaard uit het feit dat de socialisten wél wilden samenwerken met de conservatief-liberalen. Het lijkt erop dat de socialisten in West-Europa in een onmogelijk positie zitten. Werken ze wel samen met de conservatief-liberalen dan verliezen ze; werken ze niet samen dat verliezen ze ook.
Tegelijkertijd lijken de PP noch de VVD veel last te hebben van de schandalen waardoor ze achtervolgd worden. De lijst van corruptieschandalen waarbij de PP betrokken is schier eindeloos. En ook de VVD kent zijn Hooijmaijers’, Jos van Rey’s en Neelie Kroezen. Het deert deze partijen niet.
Rechts heeft het tij mee, links zwemt tegen de stroom in. En waar de PvdA voorbijgestreefd wordt door GroenLinks, daar wordt de PSOE links gepasseerd door Podemos. Maar ook Podemos wordt op zijn beurt geplaagd door interne verdeeldheid. Zijn oprichter en leider, Pablo Iglesias, hoogleraar Politicologie aan de Universidad Complutense in Madrid, vindt plots een oud student tegenover zich: Íñigo Errejón. Iglesias en Errejón zijn gepromoveerd bij dezelfde promotor. De mediagenieke Errejón , die als extreemlinkse activist begon, is nu de leider van de gematigde vleugel van Podemos, waartoe ook de ex van Pablo Iglesias, Tania Sanchez, toegetreden is. Een partij die geleid wordt door politicologen van een afdeling van dezelfde universiteit lijkt mij geen lang leven beschoren.
Datzelfde geldt voor de nieuwe formatie Forum voor Democratie van dr. Thierry Baudet en professor Paul Cliteur, een jonge doctor en zijn promotor (Doktorvater zeggen de Duitsers). Ook hier dus een intieme academische relatie tussen de oprichters van een nieuwe politieke beweging. En ook Baudet en Cliteur zijn beiden politiek filosofen. Het rapport dat zij in opdracht van Geert Wilders schreven, Echte democratie. Het probleem van de representatieve democratie en het referendum als oplossing, blijkt plotseling de basis te zijn van hun eigen politieke beweging. In het bedrijfsleven zou een dergelijke handelwijze strafbaar zijn, maar in de politiek kan bijna alles. Collega Afshin Ellian, die in het rapport bedankt wordt voor zijn advies, heeft zich inmiddels in niet mis te verstane bewoordingen van het rapport gedistantieerd.
Het gaat mij veel te ver om, zoals collega Chris Aalberts doet, Thierry Baudet af te schilderen als een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken.
Dat Baudet niks gepresteerd heeft is domweg niet waar, ook al was zijn roman geen groot succes en zijn er ook betere pianisten dan Thierry. De suggestie dat een mislukte kunstenaar om die reden ook als politicus zal mislukken is niet alleen malicieus maar ook weinig overtuigend. Zou Chris Aalberts niet weten dat er in de vorige eeuw een mislukte kunstenaar uitgroeide tot de belangrijkste politicus van Duitsland? Of zou hij bang zijn door die vergelijken zich de woede van zijn TPO-lezers op de hals te halen?
Meindert Fennema bevindt zich momenteel in Barcelona