Daar sta je dan, aan de start van de 10 kilometer. Je hele leven lang heb je naar dit moment toegeleefd: schitteren op de Olympische Spelen. Je weet dat je gedogen medestanders hebt die wonderen kunnen verrichten, maar je gaat ervoor. Je zet alles op alles om ervoor te zorgen dat je op dat erepodium terecht komt. Je zit in de één na laatste rit en weet dat als je sneller bent dan al je voorgangers je sowieso op de derde plek terecht kunt komen.
Het startschot klinkt, je zet je ijzers schrap in het ijs, probeert snelheid te maken en de rit van je leven te rijden. Je weet dat de allerbeste na je nog moet komen: Kramer, koning in de 10 kilometer. Maar zelf heb je ook wat in je mars. Je persoonlijk record staat op 12.50,33, het wereldrecord op een laaglandbaan staat op 12.45,09. Meteen kom je in het ritme, je voelt het: het zit erin. De laatste bocht, je kijkt naar de finish, het gevoel van euforie bekruipt je, je schaats duw je over de finishlijn, je kijkt op en daar staat het: jouw naam, 12.44,45 en OR. Je hebt het geflikt, je rijdt een Olympisch Record!
Dan moet je geduchte tegenstander, maar eigenlijk weet je het al vrij snel. Jij bent Olympisch Kampioen. Jij staat op het hoogte podium, krijgt de gouden plak. Je flikt het. Je bent gelukkig. Dit is waar je het allemaal voor hebt gedaan.
En toch kan heel Nederland alleen maar praten over Kramer. ‘Ik baal, gunde het Kramer toch het meest’, ‘Agochi! #kramer #os14’ en ‘NEE! NEE! NEE! #svenkramer’ overheersten op Twitter. Kramer feliciteert je weliswaar na afloop direct, maar staat ’s avonds bij de huldiging in het Holland Heineken House met een zuur gezicht. Je geluk wordt met het moment een kopje kleiner gemaakt.
Je probeert er het beste van te maken, viert je eigen feestje en focust je op de ploegenachtervolging. Je weet dat je reserve bent, maar na die fantastische tien kilometer kunnen ze toch niet om je heen. Twee keer goud, dat zou een droom zijn die je nooit had durven dromen.
Maar er is iets, er blijft iets knagen. Je voelt je niet helemaal deel uitmaken van een team. Weet je wat? Laten we er maar mee stoppen. Reserve je hol. Je bent de beste en dat houdt in dat je moet kunnen rijden en anders niet. Ha. Lekker puh. ‘Ik voel me genaaid’, zeg je in een interview terwijl je tegelijkertijd hoopt dat Kramer valt, z’n been breekt en niet kan schaatsen. Dan zou je in je vuistje lachen en daar heb je best 6000 euro voor over die je anders zou krijgen als het gouden trio Olympisch kampioen wordt.
Nee, Bergsma, zo werkt het niet. Bij winnen hoort ook verliezen. En als je deel uit wilt maken van een team kun je ze niet op het moment suprème in de steek laten. Voor je team ga je door het vuur, tot het bittere eind. Hoor je je ego aan de kant te schuiven. Ik gunde je de gouden plak met liefde, je had hem verdiend, maar nu geef je je eigen Olympische titel toch een zuur smaakje mee. Zo zul je nooit een groot sportman worden.