Het varken, dat staat slecht bekend. In de mythologie geldt het als een smerige scharrelaar, in veel religies is het een onrein dier. Toen ik nog filosofie studeerde woonde ik een aantal jaren op een afgelegen boerderij, ver buiten de grote stad, waar wij zeven kippen hielden en één varken. Wat mij vooral aantrok in dit prachtige dier was haar mateloosheid, zowel in eetgewoonten als in hygiëne. Maar ook in haar nagenoeg onbegrensde nieuwsgierigheid en bijna blinde wil. Mijn varken was aanhankelijk en trouw, maar deed altijd blij en onbekommerd wat ze zelf wilde. Varkens zijn anarchisten, die zich aan geen grenzen houden. Maar wat een plezier had dit dier, als het knorrend en schreeuwend de boel op stelten zette. En ja, wat was ik dan jaloers.
Een tijd terug kreeg ik van mijn vrouw een nieuwe radio-cassette-recorder: ‘Dan kun je die oude cassettebandjes van jou weer eens afspelen.’ Waar ze dit apparaat vandaan had gehaald wilde ze niet zeggen, maar mijn enthousiasme was er niet minder om. Als tiener luisterde ik graag naar de nachtradio, waar je muziek hoorde die je overdag nooit te horen kreeg. Als ik geld had om een bandje te kopen liet ik dat meelopen. Zoals in die ene nacht in januari 1987, een ijskoude nacht, waarin het kwik daalde tot beneden de min 15 graden. Die nacht luisterde ik naar Het koude zweet, een blues-programma van de VPRO. En maakte ik kennis met de muziek van jazz-componist Charles Mingus, met diens ‘Hog Callin’ Blues’, van de langspeelplaat ‘Oh yeah’ uit 1962.
Voor zover ik weet hebben maar weinig componisten ooit muziek gemaakt over het varken (‘hog’), maar Mingus heeft dit edele dier meer dan recht gedaan. Charles Mingus stond in een oude traditie van de Amerikaanse jazz-orkesten en hij spiegelde zich graag aan Duke Ellington. Maar hij liet zich ook inspireren door de Europese avant-garde, zoals Arnold Schönberg. Deze bijzondere combinatie leidde tot opmerkelijke muziek. Mingus was zelf ook een opmerkelijke persoon, die door zijn manische depressiviteit vaak ongenietbaar was, maar daarom niet minder geniaal. Vaak als ons varken weer eens was ontsnapt en overal rondom de boerderij schade aanrichtte, moest ik denken aan deze ‘Hog Callin Blues’. Erg kwaad op het dier kon ik dan niet meer worden.
April is de Maand van de filosofie, dit jaar met als thema ‘rust’. Mijn varken had nooit rust, maar haar anarchie had wel iets rustgevends. Volgens de filosoof Arthur Schopenhauer wordt de wereld gedreven door een onbewuste wil, die we zouden kunnen kennen door de muziek. ‘De componist openbaart het diepste wezen van de wereld en spreekt de diepste wijsheid uit, in een taal die zijn rede niet kan verstaan’, zei hij in Die Welt als Wille und Vorstelling (1819). De muziek gaf volgens Schopenhauer de beste toegang tot de absolute wil die de wereld zou doen draaien, daar kon volgens deze filosoof geen rede tegenop. Maar zou de muziek ook de blinde wil van mijn varken kunnen vatten? Ik hoopte in ieder geval dat zij hetzelfde gevoel van gelukzaligheid had als de muziek van Charles Mingus deed vermoeden. Een blije en jaloersmakende anarchie. Van een schreeuwende Mingus, in een mateloze muziek van wilde varkens.
Ronald van Raak schreef eerder over Nina Simone en de ziel van zwart Amerika, het Bonaire van Harry Belafonte, de weemoed van Major Tom, Karen Carpenter (en veertig jaar punk), de whiskybar met Lotte Lenya, Jim Morrison en David Bowie, de hemelse muziek van Hildegard von Bingen, het evangelie van Armand, over de wilde boerendochter van Ivan Heylen, de opmerkelijke punk van Drukwerk, de bescheiden superster Toni Willé, de tranen van Arno en Gradje, de politieke poëzie van Dorine Niezing, liefde en verlangen van Nusrat Fateh Ali Khan, de ongewassen stem van Blind Willie Johnson, de boodschap van Grandmaster Flash, dollen met Donna Summer en nostalgie met Maggie MacNeal.