Een nieuwe opmaak vereist een nieuw geluid, zullen ze bij Opzij hebben gedacht. En aangezien iedereen nu weer lekker stoer doet over allochtonen, met fraaie metaforen over invoegen op de vaderlandse snelweg (een wachtrij bij het UWV lijkt me een betere metafoor), meende Opzij dat het tijd werd voor een wat strengere toon jegens moslima’s met een hoofddoekje. De aandacht voor dat kledingstuk is ernstig verslapt, constateert Opzij met enig leedwezen. Alsof het niks is. Neem Naema Tahir, met haar boekje ‘Gesluierde Vrijheid’. Daarin wordt het hoofddoekje afgeschilderd als een middel voor emancipatie. Met een hoofddoekje om kun je overal binnenkomen, schrijft ze, en iedereen ziet dat je moslima bent, dus je legt gemakkelijk contact. En ondertussen hou je je bange ouders en vervelende broers op afstand, want dochter of zus is weliswaar voortdurend de hort op en nog steeds niet getrouwd, maar ze heeft wél een hoofddoek om. De hoofddoek is in dit land geaccepteerd, zelfs omarmd.
Opzij:
“Zelfs de PVV die een paar jaar geleden nog een kopvoddentaks voorstelde schrapte onlangs het verbod op hoofddoekjes uit zijn regionale partijprogramma’s. Eind goed al goed.”
Nou, niet als het aan Opzij ligt. Het damesblad vervolgt: ‘ware het niet dat de cijfers uit nieuw onderzoek heel anders uitwijzen.’ Daaruit zo namelijk blijken dat de hoofddoek ‘de beste voorspeller is van fundamentalisme.’ De hoofddoek is met andere woorden gewoon zoals iedereen vroeger al zei: vreselijk.
Om welk onderzoek gaat het hier? Dat van Ruud Koopmans, verbonden aan het het WissenschafsZentrum Berlin für Socialforschung. Hij verzamelde antwoorden van negenduizend moslims en moslima’s in Nederland, België, Frankrijk, Oostenrijk, Duitsland en Zweden. En daaruit bleek dat 55 procent van de echtparen waarbij de vrouw een hoofddoek draagt, ‘fundamentalistisch’ is. (Over die definitie straks meer.) Is dat veel? Uit ander onderzoek weten dat pakweg 50 procent van de moslims (volgens dezelfde normen) ‘fundamentalistisch’ is. Is de hoofddoek daarmee een bruikbare ‘voorspeller’ van ‘fundamentalisme’? Nee natuurlijk. Op de gok zit u er in 50 procent van de gevallen naast. Afgaande op de hoofddoek zit u er in 45 procent van de gevallen naast. Een miniem verschil.
Maar ja, wat moet je met zulke cijfers? Wat kun je nu in godsnaam concluderen over het vaderlandse hoofddoekje op basis van onderzoek in zes landen, waaronder vast ook moslims uit megasteden als Brussel en Malmö, waar de sfeer behoorlijk verkankerd is. En kan de beleving niet alleen per land, maar ook per generatie verschillen? Kortom, een Nederlandse hoofddoek zegt niks. ‘Een onschuldig lapje stof?’ luidde de vraagkop boven het stuk in Opzij. De behaaglijk linkse lezeres is weer gewaarschuwd voor deze zwarte vlag. Maar het kan erger. Het Parool vatte het stuk in Opzij in de krant van 26 maart samen onder de rellerige kop: ‘Hoofddoek teken fundamentalisme’. Wat een kutkrant.
Wat is dat: fundamentalist? Om voor dat stempel in aanmerking te komen moeten gelovigen (moslims of christenen) aan de volgende voorwaarden voldoen:
Ze moeten vinden dat het geloof hervormd moet worden, dat gelovigen terug moeten naar de wortels.
Ze moeten vinden dat hun Heilige Schrift maar op één manier gelezen kan worden.
Ze moeten vinden dat de regels van het geloof belangrijker zijn dan de wetten van de staat.
Is dat erg, als je zo denkt? Ach, als dat voldoende criteria zijn, dan is vrijwel de complete Veluwe fundamentalistisch. Dan is wonen in Veenendaal, Barneveld of Opheusden een uitstekende voorspeller, wat zeg ik: een teken van fundamentalisme. Want een beetje fijne protestant denkt er net zo over. We moeten terug naar Calvijn, naar de letterlijke tekst van de Bijbel, en Gods wetten gaan uiteraard boven alles. Principes zijn er nu eenmaal om geproefd te worden, om naast het leven gelegd te worden. Het zijn geen leefregels. Dat deze definitie veel te ruim is blijkt wel uit het feit dat driekwart van de moslims die ‘fundamentalistisch’ zijn, vindt dat mannen en vrouwen in Nederland te vrij met elkaar omgaan. Tja, het is hier geen Rifgebergte. Maar de vraag is: wat is er met dat ene kwart aan de hand? Een kwart van de ‘fundamentalisten’ vindt de manier waarop mannen en vrouwen in ons land met elkaar omgaan, blijkbaar geen probleem. Nog zo een: van de ‘fundamentalisten’ vindt twee derde dat een vrouw buiten een hoofddoek moet dragen. Wat krijgen we nou?! Een derde van de fundamentalisten vindt een hoofddoek niet nodig! Deze slappe definitie van ‘fundamentalisme’ zegt dus niks. Leuk voor alarmerende krantenkoppen, maar daar heeft de samenleving echt geen last van. Ieder zijn opvattingen; daar zijn we in dit land groot mee geworden.
Er zijn genoeg onderwerpen waarover we moslims regelmatig en terecht mogen lastigvallen, zoals hun opvattingen over Joden, vrouwen en homo’s. Maar de centrale vraag is of mensen die vinden dat Gods wet boven de wereldse wet gaat, ook direct ‘gevaarlijk’ zijn. Of zulke ‘fundamentalisten’ ook van plan zijn om kalasjnikovs in te slaan, nu ze zo goedkoop zijn. Op de Veluwe is daar in ieder geval nog weinig van te merken. En wat de islam betreft: kern van het probleem zijn natuurlijk niet al die vrouwen die wel of niet een hoofddoekje dragen, en daarbij gedachteloos de traditionele wijsheden herkauwen. Het zijn hun zonen die daarmee worden opgevoed. Die daarna de snelweg op willen, en in de wachtrij belanden. Die willen nog wel eens, uit frustratie en dadendrang, verveling en pure hufterigheid, op zoek gaan naar de wortels van de islam. En die ontdekken dan dat hun moeder nooit verteld heeft dat er al even traditionele rechtvaardigingen bestaan voor geweld.
Mijn boek ‘Mohammed en het onstaan van de islam’ verschijnt in juni bij Athanaeum, Polak & Van Gennep.